Projecties (de wereld die wij zien en ervaren) zijn uitbreidingen van de keuze van de waarnemende/keuzemakende denkgeest voor egodenkgeest, van zonde, schuld en angst, die als enig aan het oog ontrokken, verborgen doel heeft zonde, schuld en angst, te vermeerderen, door de focus te leggen op de uiterlijke vorm van de projectie, en daardoor de gedachte erachter, de gedachte van zonde, schuld en angst, die geprojecteerd wordt, te verbergen.
Projectie maakt waarneming, en wat wij denken waar te nemen zijn de uiterlijke vormen van de projectie, die de uitbeelding zijn van zonde, schuld en angst, maar tegelijkertijd ‘vergeten’ zijn dat dat zo is. Dus zien we alleen nog de waarneming en zijn totaal vergeten waar die waarneming vandaan komt. Een vergeten dat juist tot doel heeft het vergetene te vergeten. De waarneming is nu schijnbaar losgekoppeld van zijn bron, de denkgeest die ‘wil’ vergeten wat zijn bron is.
De enige manier om de waarneming weer terug te koppelen aan zijn bron de projecterende denkgeest, is door terug te keren naar de waarnemende/keuzemakende denkgeest en te erkennen dat we denkgeest zijn en niet onze waarnemingen/projecties.
Tegelijkertijd kunnen al onze projecties, nu niet meer gezien als los van de denkgeest, maar als uiterlijke bewijzen van de verbinding met de denkgeest, waarbij benadrukt moet worden dat denkgeest niet hetzelfde is als het brein, dienen als reminder om terug te keren naar de bron, de waarnemende/keuzemakende denkgeest positie, zodat er opnieuw gekozen kan worden.
Bijvoorbeeld, stel ik maak me zorgen over iets buiten mij, wat dus geprojecteerde zonde, schuld en angst moet zijn, want er is niets buiten mij, en er is ook geen lichaam ‘mij’ dat zich zorgen maakt, want er is alleen denkgeest. Denkgeest die de zonde, schuld en angst die zich in de egodenkgeest kant van de denkgeest bevindt probeert kwijt te raken door te projecteren, zodat de focus nu op een probleem buiten mij lijkt te liggen en de bron, de projecterende denkgeest geheel uit ‘beeld’ is verdwenen (vergeten).
Er lijkt nu een probleem buiten mij als lichaam te bestaan. Ik een lichaam dat een probleem heeft met een ander lichaam, ding of situatie.
Dit probleem (eigenlijk dus een projectie vanuit zonde, schuld en angst, maar dat mag niet herinnerd worden) breid zich verder uit, schijnbaar in de vorm. Ik zie bijvoorbeeld iets op tv, of lees iets, waardoor het probleem dat ik denk te hebben in enige vorm, wordt bevestigd en ik de schuld, boosheid, verdriet, zelfmedelijden, machteloosheid voel toenemen die ik snel weer op iets anders buiten mij projecteer, omdat ik (nu onbewust, ‘vergeten’) die vreselijke gevoelens kwijt wil raken en zo snel mogelijk buiten mij wil plaatsen, zodat ik ervan af ben. Dit kan zich laten zien, als een milde irritatie over iets wat als niets met de situatie te maken lijkt te hebben. Bijvoorbeeld ik erger me ineens aan rommel, die een ander heeft gemaakt, of een geluid wat ineens irriteert, of ik krijg ineens een enorme woede uitbarsting schijnbaar van wegen iets wat ik net op tv heb gezien, of omdat er iets in het verkeer gebeurt wat mij razend maakt, of die rot hond of kat luistert alweer niet, of omdat de natuur naar de klote wordt geholpen, of dat al het geld alleen maar naar de rijken gaat, of omdat Nederland vol is en iedereen die hier niet hoort moet oprotten, enz. enz. enz. voorbeelden in overvloed, kwestie van eerlijk kijken naar je eigen projecterende gedachten.
Ze hebben één ding gemeen en zijn daarom hetzelfde, ook al lijkt de vorm waarin ze zich lijken voor te doen te verschillen, het zijn allemaal projecties, een uiterlijke vorm, van een innerlijke toestand. En die innerlijke toestand is de keuze voor zonde, schuld en angst. Elke projectie is terug te voeren tot die keuze.
Als ik (denkgeest) dit doorzie kan ik constateren dat ik helemaal niet onvrede voel om de reden die ik denk (les 5). Ik ben helemaal niet in onvrede, van wegen iets of iemand buiten mij.
De hele wereld, alles wat ik lijk te beleven in ‘mijn’ wereld is niets anders dan één grote geprojecteerde vluchtpoging gebaseerd op zonde, schuld en angst.
En dat geld voor alles, er kan niet iets zijn wat zich toch echt buiten mij afspeelt, waar ik toch echt niets aan kan doen en ik toch echt het slachtoffer van ben en waarvan de schuldigen zich buiten mij bevinden.
Er is werkelijk een wereld, of er is geen wereld. Een beetje wel wereld en een beetje geen wereld bestaat niet. Net zoals een beetje zwanger niet bestaat.
Het wordt makkelijker als ik, de denkgeest, een duidelijke keuze maak.
Als ik kies voor: jazeker er is een wereld en ik ben wel degelijk een lichaam met een brein dat denkt en er gebeurt van alles buiten mij en ik ben hier om de wereld te verbeteren en ik ben daar gelukkig mee, dan is dat prima. Wees dan gelukkig afgewisseld met ongelukkig, zoals dat werkt in een dualistische wereld, en doe wat je denkt te moeten doen, zand erover, niet meer over nadenken.
Als ik kies voor ‘er is geen wereld’ alles wat ik zie en ervaar is een projectie vanuit zonde, schuld en angst en dus ben ik nooit in onvrede om de reden die ik denk, dan zal ik alles wat ik ervaar in twijfel gaan trekken en moeten bevragen.
Mijn keuze voor ‘er is geen wereld, mijn enige bron is de denkgeest’, wordt dan mijn anker en uitgangspunt. En al mijn ervaringen worden dan herinneringen aan de enige vraag die dan gesteld kan worden door mij als waarnemende denkgeest; is dit waar of niet waar. In de zin van is dit wat ik nu ervaar een uitbeelding van mijn onveranderlijke ZIJN, of is dit wat ik ervaar een uiterlijke uitdrukking van mijn wil me juist af te willen scheiden van wat ik BEN?
Bij de keuze voor ‘er is wel een wereld, en ik ben een lichaam’ zal de wereld van de vormen: lichamen, dingen en situaties, het anker lijken te zijn, terwijl ondertussen de verborgen, geheime, en vergeten keuze voor de egodenkgeest het anker is en waarvan uit wordt gedacht en gehandeld. Maar dat zal diep weg gestopt en ‘vergeten’ blijven in het onderbewuste, en zal ik mijzelf nooit de vraag kunnen stellen is dit WAAR of onwaar, want wat ik met de ogen van het lichaam wens te zien zal dan altijd voor mij de waarheid zijn.
Het is echter wel zo, dat als ik eenmaal een vlaag van herinnering aan een Onveranderlijke Werkelijkheid heb gehad, een diep Inzicht in wat ik werkelijk Ben, ik nooit meer helemaal zal kunnen geloven dat wat mijn ogen zien de waarheid is en wat ik niet kan zien met mijn ogen, of niet kan begrijpen met mijn brein, of niet wetenschappelijk bewezen kan worden niet bestaat.
Het heeft mij zeker geholpen toch op enig moment de keuze te maken, omdat dat de richting aangaf en geeft waar ik werkelijk naar verlang en dat is terug herinneren in Waarheid.
Laat ik de keuze in het midden en wil ik eigenlijk beide, zowel ‘er is wel een wereld en ik ben een lichaam’ als ‘er is geen wereld en ik ben denkgeest’ dan zal geen enkel ‘pad’ mij werkelijk naar Huis kunnen leiden, omdat deze keuze voor beiden een dualistische keuze is en dus wel van de keuze voor de egodenkgeest kant van de denkgeest moet komen. Die maar één doel heeft: in de afscheiding blijven en dat kan alleen door de wereld tot werkelijkheid te maken, ook al overgiet ik dat met een spiritueel sausje.
Daarom is het ook zo belangrijk dat als ik werkelijk voor het ‘doen’ van ECIW kies ik de metafysica die ECIW onderwijst altijd duidelijk op de achtergrond moet hebben. Deze vertegenwoordigt immers de keuze voor ‘Er is geen wereld’:
‘Er is geen wereld! Dit is de kerngedachte die de cursus probeert te onderwijzen. Niet ieder is bereid dit te aanvaarden en ieder moet zo ver gaan als hij zich kan laten leiden langs de weg die hem naar de waarheid voert. Hij zal terugkeren en weer verder gaan, of misschien een tijdje ervoor terugwijken en terugkeren eens weer’ (WdI.132.6:2-5).