“Jij die hebt getracht te leren wat je niet wilt, vat moed, want ook al is het
leerplan dat jij zelf hebt opgesteld zonder meer deprimerend, het is als je
ernaar kijkt alleen maar belachelijk. Kan het zijn dat de manier om een
doel te verwezenlijken erin bestaat het niet te bereiken? Neem nu ontslag
als je eigen leraar. Dit ontslag zal niet tot depressiviteit leiden. Het is
enkel het gevolg van een eerlijke evaluatie van wat jij jezelf hebt onderwezen,
en van de leerresultaten die daaruit voortgekomen zijn. Onder de
juiste leeromstandigheden, die jij noch verschaffen noch begrijpen kunt,
zul je een uitstekende leerling en een uitstekende leraar zijn. Maar zover
is het nog niet, en zover zal het pas komen wanneer de hele leersituatie
zoals jij die hebt opgezet, wordt omgekeerd” (T12.V.8:1-7).
Dat is het: “Neem nu ontslag als je eigen leraar”.
Een waar Eureka moment. Plots dringt pas echt weer door wat dat betekent, nadat één van mijn zelfbedachte rollen weer eens onhoudbaar werd.
De “ik” die ik denk en geloof te zijn hier in een wereld in een lichaam is een (ego) leermiddel dat door mij als (ego) “leraar” wordt gebruikt om mijzelf te onderwijzen dat ik een lichaam ben in een wereld. Ook alle rollen die de “ik” in dat lichaam denk te spelen zijn mijn eigen (ego) leer en onderwijs materiaal.
En wat leren en onderwijzen mij die rollen die ik speel op het toneel welke ik, de acteur en auteur, mijn leven noem? Ze leren mij dat zonde, schuld en angst waarheid zijn en dat geboorte, pijn, lijden, angst, woede, aanval, verdediging, ziekte, tijdelijke blijheid, tijdelijk geluk en de dood mijn natuurlijke staat zijn.
De “ik” die ik denk en geloof te zijn in een lichaam in een wereld, bestaat bij de gratie van het geloof in dat ik mijn rollen ben. Ik geloof dat ik een mens ben, vrouw ben, getrouwd ben, een moeder ben, een zus, een dochter, een schoonzus, een tante, een vriendin, een vijand, een kennis, een buurvrouw, een inwoner van Soest, een Nederlander, een aardbewoner enz.
Allemaal rollen die ik met een afwisseling van plezier en tegenzin speel.
Zolang er deze identificatie is met deze rollen in dit lichaam in deze wereld, zal het dat zijn wat ik leer en onderwijs.
Dat is nu echt eens en voor altijd duidelijk.
Dat het nu echt duidelijk is, is te danken aan een plotselinge kanteling van het leer en onderwijs proces:
“Onder de juiste leeromstandigheden, die jij noch verschaffen noch begrijpen kunt,
zul je een uitstekende leerling en een uitstekende leraar zijn. Maar zover
is het nog niet, en zover zal het pas komen wanneer de hele leersituatie
zoals jij die hebt opgezet, wordt omgekeerd” (T12.V.8:6-7).
Dat wat eerst een onhoudbare situatie leek te zijn, waarbij de pijn en het lijden tot uitzichtloze, onhoudbare hoogte opliep, sloeg plotseling om in werkelijk behulpzaam leer en onderwijs materiaal. En werd het besluit genomen nu echt ontslag te nemen als mijn eigen leraar.
Want als alles wat ik als gelovend een lichaam te zijn in lijden eindigt afgewisseld met kortstondige geluksmomentjes, en dit zo langzamerhand nu echt onhoudbaar wordt, moet ik me wel vergissen in wat ik mezelf heb aangeleerd en onderwezen over wat ik ben.
Ik neem ontslag van al mijn rollen, ik schrijf mijzelf uit, uit het ego’s casting bureau. Ik verklaar mijn ego’s casting bureau failliet.
Er is nu vrijheid en ruimte om te leren en te onderwijzen wat Werkelijk is, waarbij mijn voorheen ego rollen, zolang ik nog denk en geloof te ervaren, een andere functie krijgen, maar nu onder leiding van HG/J, welke de symbolen zijn voor de brug naar het terug herinneren in Waarheid.
Dat betekent in de praktijk, dat ik alles wat ik dacht dat bij de rollen die ik speelde hoorde, dus wat hoorde bij: vrouw zijn, echtgenoot zijn, dochter zijn, vriendin enz. enz eindigend in dood zijn, vergeef en overdraag (ver-geef) aan deze herinnering aan wat “ik” werkelijk ben, zonder dat zelf in te vullen, en zonder er mijn eigen oude verwachtingen op te projecteren.
“Doe eenvoudig dit: wees stil en leg alle gedachten terzijde over wat jij
bent en wat God is, alle ideeën die je hebt geleerd ten aanzien van de wereld,
alle beelden die je hebt van jezelf. Maak je denkgeest leeg van alles
waarvan hij denkt dat het waar of onwaar, goed of slecht is, van iedere gedachte
die hij waardevol acht en van alle ideeën waarvoor hij zich
schaamt. Houd vast aan niets. Breng geen enkele gedachte met je mee die
het verleden je heeft geleerd, en geen enkele overtuiging die je vroeger
ooit aan wat ook hebt ontleend. Vergeet deze wereld, vergeet deze cursus,
en kom met volkomen lege handen tot jouw God”(WdI.189.7:1-5)
“De Hemel zelf wordt bereikt met lege handen en een open denkgeest, die
met niets komt om alles te vinden en er als het zijne aanspraak op te
maken” (WdI.133.13:1).