archiveren

Maandelijks archief: oktober 2016

“Jij die hebt getracht te leren wat je niet wilt, vat moed, want ook al is het
leerplan dat jij zelf hebt opgesteld zonder meer deprimerend, het is als je
ernaar kijkt alleen maar belachelijk. Kan het zijn dat de manier om een
doel te verwezenlijken erin bestaat het niet te bereiken? Neem nu ontslag
als je eigen leraar. Dit ontslag zal niet tot depressiviteit leiden. Het is
enkel het gevolg van een eerlijke evaluatie van wat jij jezelf hebt onderwezen,
en van de leerresultaten die daaruit voortgekomen zijn. Onder de
juiste leeromstandigheden, die jij noch verschaffen noch begrijpen kunt,
zul je een uitstekende leerling en een uitstekende leraar zijn. Maar zover
is het nog niet, en zover zal het pas komen wanneer de hele leersituatie
zoals jij die hebt opgezet, wordt omgekeerd” (T12.V.8:1-7).

Dat is het: “Neem nu ontslag als je eigen leraar”.
Een waar Eureka moment. Plots dringt pas echt weer door wat dat betekent, nadat één van mijn zelfbedachte rollen weer eens onhoudbaar werd.
De “ik” die ik denk en geloof te zijn hier in een wereld in een lichaam is een (ego) leermiddel dat door mij als (ego) “leraar” wordt gebruikt om mijzelf te onderwijzen dat ik een lichaam ben in een wereld. Ook alle rollen die de “ik” in dat lichaam denk te spelen zijn mijn eigen (ego) leer en onderwijs materiaal.
En wat leren en onderwijzen mij die rollen die ik speel op het toneel welke ik, de acteur en auteur, mijn leven noem? Ze leren mij dat zonde, schuld en angst waarheid zijn en dat geboorte, pijn, lijden, angst, woede, aanval, verdediging, ziekte, tijdelijke blijheid, tijdelijk geluk en de dood mijn natuurlijke staat zijn.

De “ik” die ik denk en geloof te zijn in een lichaam in een wereld, bestaat bij de gratie van het geloof in dat ik mijn rollen ben. Ik geloof dat ik een mens ben, vrouw ben, getrouwd ben, een moeder ben, een zus, een dochter, een schoonzus, een tante, een vriendin, een vijand, een kennis, een buurvrouw, een inwoner van Soest, een Nederlander, een aardbewoner enz.
Allemaal rollen die ik met een afwisseling van plezier en tegenzin speel.

Zolang er deze identificatie is met deze rollen in dit lichaam in deze wereld, zal het dat zijn wat ik leer en onderwijs.
Dat is nu echt eens en voor altijd duidelijk.
Dat het nu echt duidelijk is, is te danken aan een plotselinge kanteling van het leer en onderwijs proces:

“Onder de juiste leeromstandigheden, die jij noch verschaffen noch begrijpen kunt,
zul je een uitstekende leerling en een uitstekende leraar zijn. Maar zover
is het nog niet, en zover zal het pas komen wanneer de hele leersituatie
zoals jij die hebt opgezet, wordt omgekeerd” (T12.V.8:6-7).

Dat wat eerst een onhoudbare situatie leek te zijn, waarbij de pijn en het lijden tot uitzichtloze, onhoudbare hoogte opliep, sloeg plotseling om in werkelijk behulpzaam leer en onderwijs materiaal. En werd het besluit genomen nu echt ontslag te nemen als mijn eigen leraar.
Want als alles wat ik als gelovend een lichaam te zijn in lijden eindigt afgewisseld met kortstondige geluksmomentjes, en dit zo langzamerhand nu echt onhoudbaar wordt, moet ik me wel vergissen in wat ik mezelf heb aangeleerd en onderwezen over wat ik ben.
Ik neem ontslag van al mijn rollen, ik schrijf mijzelf uit, uit het ego’s casting bureau. Ik verklaar mijn ego’s casting bureau failliet.
Er is nu vrijheid en ruimte om te leren en te onderwijzen wat Werkelijk is, waarbij mijn voorheen ego rollen, zolang ik nog denk en geloof te ervaren, een andere functie krijgen, maar nu onder leiding van HG/J, welke de symbolen zijn voor de brug naar het terug herinneren in Waarheid.
Dat betekent in de praktijk, dat ik alles wat ik dacht dat bij de rollen die ik speelde hoorde, dus wat hoorde bij: vrouw zijn, echtgenoot zijn, dochter zijn, vriendin enz. enz eindigend in dood zijn, vergeef en overdraag (ver-geef) aan deze herinnering aan wat “ik” werkelijk ben, zonder dat zelf in te vullen, en zonder er mijn eigen oude verwachtingen op te projecteren.

“Doe eenvoudig dit: wees stil en leg alle gedachten terzijde over wat jij
bent en wat God is, alle ideeën die je hebt geleerd ten aanzien van de wereld,
alle beelden die je hebt van jezelf. Maak je denkgeest leeg van alles
waarvan hij denkt dat het waar of onwaar, goed of slecht is, van iedere gedachte
die hij waardevol acht en van alle ideeën waarvoor hij zich
schaamt. Houd vast aan niets. Breng geen enkele gedachte met je mee die
het verleden je heeft geleerd, en geen enkele overtuiging die je vroeger
ooit aan wat ook hebt ontleend. Vergeet deze wereld, vergeet deze cursus,
en kom met volkomen lege handen tot jouw God”(WdI.189.7:1-5)

“De Hemel zelf wordt bereikt met lege handen en een open denkgeest, die
met niets komt om alles te vinden en er als het zijne aanspraak op te
maken” (WdI.133.13:1).

Bewustzijn is de eerste stap die leidde en leidt tot afscheiding.
Vanuit het Niets dat Alles Is, ook wel Werkelijkheid, Waarheid, Eenheid, God, Liefde genoemd, allemaal woorden welke slechts symbolen zijn van wat perfect Eén en dus onnoembaar is, leek iets te ontstaan wat zich bewust leek te kunnen zijn van iets anders dan Eén.
Eén valt buiten het bewustzijn, omdat bewustzijn twee is, dus gescheiden.
Dat wat bewust is, is afgescheiden van Eén: het ego bewustzijn.
Dat wat bewust is en afgescheiden van Eén, het ego bewustzijn, is zich niet bewust van dat hetzich heeft afgescheiden van Één en denkt en geloofd daardoor dat het dit is wat het nu is: bewust levend in een lichaam in een wereld los van andere lichamen, dingen en situaties.
Bewustzijn wordt nu gezien als; ik ben mij bewust van mijzelf en wat ik doe en wat anderen doen, en van wat ik om me heen zie.
De herinnering aan en wat Eenheid, Waarheid, Werkelijkheid, God, Liefde vertegenwoordigt is diep weggestopt, en vergeten in het zogenaamde onbewuste.

Wij die zich bewust zijn van mensen, dingen en situaties in een wereld te zijn, ervaren dit alles, omdat de keuze werd gemaakt om iets anders te zijn dan Eén, waardoor we nu afgescheiden lijken te zijn van Eén en dat ook lijken te ervaren.
Elke ervaring is dus een omkering van Eén naar twee. Elke keer splitsen we Eén en maken er twee van. Dit kost enorm veel energie, pijn en lijden, omdat opsplitsing van Eén in twee onmogelijk is en vooral onnodig. Vandaar dat al onze ervaringen hoe mooi  of lelijk we ze ook denken te kunnen maken stuk voor stuk getuigen van deze onmogelijke poging van Eén twee te maken. Sterker nog in deze wereld van dualiteit wordt alleen maar opgedeeld in een oneindige reeks afsplitsingen, waardoor afscheiding als natuurlijk wordt gezien, in plaats van een onmogelijke poging om van Eén, Waarheid, Werkelijkheid, God, Liefde twee te maken.

Gelukkig maar dat werkelijk afsplitsen van Eén onmogelijk is en slechts een dwaas onmogelijk idee is, een bange maar onschuldige droom, vaak een nachtmerrie, waaruit de dromer van deze droom uiteindelijk onvermijdelijk zal ontwaken.

Dat wat verborgen ligt in het onbewuste, de herinnering aan Eénheid, Werkelijkheid, Waarheid, God, Liefde komt vroeg of laat, maar onvermijdelijk bovendrijven niet meer tegengehouden door het uitgeputte bewustzijn dat de kracht niet meer heeft om dat wat verborgen moest blijven nog langer tegen te houden. Dat wat vergeten moest worden en blijven komt naar boven in het tot waarnemen in staat zijnde bewustzijn en de dromer van de droom (de waarnemende denkgeest) wordt zich “bewust” van dat deze droomt en niets is wat het leek te zijn.
Dit “nieuwe” bewustzijn (de Heilige Geest, of de juist gerichte denkgeest) vormt nu de brug, de verbinding naar het terug herinneren in wat door het afgescheiden bewustzijn (het ego) verborgen moest worden gehouden.

Dan kan de weg terug naar totale herinnering aanvangen stap voor stap, waarbij het oude bewustzijn materiaal (ego), getransformeerd wordt naar het bewustzijn dat kan waarnemen en kan kiezen tussen Eén of twee, en de verbinding vormt naar het terug herinneren in Eénheid, Werkelijkheid, Waarheid, God, Liefde.

Ik ben altijd precies waar ik ben, ik ben altijd waar ik denk en “bedacht” heb te zijn.
De “ik” is altijd denkgeest, niet een lichaam. Het lichaam is ook een gedachte, een geprojecteerde gedachte, maar nog steeds een gedachte en niet dat wat ik “bedacht” heb dat het moet zijn: een lichaam van vlees en bloed los van de denkgeest die het bedacht heeft.
Gedachten verlaten nooit hun bron, gedachten zijn de bron. Zoals een schrijver zijn gedachten omzet in figuren in een verhaal, precies zo zetten wij allemaal als denkgeest onze gedachten om in figuren in een verhaal maar gaan daar vervolgens helemaal in op en doen alsof het verhaal en de figuren “werkelijkheid” zijn.
Ondertussen beelden al de figuren in mijn verhaal uit wat ik denk, ze beelden mijn gedachten uit hoe ik over mijzelf denk.
En als ik denk en geloof een lichaam te zijn los van andere lichamen, dingen en situaties, beeld ik altijd projecties vanuit zonde, schuld en angst uit.
Dat begint pas te dagen als de denkgeest (de bron dus) zichzelf gaat bevragen: “is dat wel zo, zijn al mijn oordelen wel waar”, en door in plaats van te projecteren, vanuit zonde, schuld en angst, naar binnen keert, een stap terug doet en zijn observerende plaats inneemt, die van boven het slagveld en zich even niet meer identificeert met de figuren op het slagveld en ineens doorkrijgt dat hijzelf, de denkgeest de projecterende gedachte achter dit alles is.
En vervolgens inziet dat de projectie nooit zijn bron de denkgeest (de gedachte) kan verlaten, en “ik” dus altijd precies ben waar ik “denk” te zijn. De “ik” is een geprojecteerde gedachte, gedacht en geprojecteerd door de denkgeest en NIET door het lichaam.

Ervaar ik, dat ik altijd op de verkeerde plek ben en ik voortdurend ergens anders wil zijn, waar het vast beter is, dan is het enige wat de zich als “ik” verbeeldende denkgeest doet, ontkennen dat er alleen denkgeest is. En dat ontkennen kan alleen door iets anders te verzinnen, en dat iets anders moet dan wel het tegenovergestelde van grenzeloze denkgeest zijn: vormen die begrenst en afgebakend, los van elkaar lijken te bestaan. En door het ontkennen van de bron, verdwijnt de bron (de denkgeest, die denkt en projecteert) in de vergetelheid.

Pas als dit alles begint te dagen in de daar aan toe zijnde denkgeest, kan de vergissing weer terug gedraaid worden en zal de denkgeest zich weer herinneren.
Daardoor zal er altijd een gevoel van overheersende vrede zijn waar men zich ook denkt te bevinden binnen het nog aanwezige ervaren. Het vechten tegen de “windmolens” stopt dan op het niveau waar het gestopt kan worden; de denkgeest, omdat volledig wordt ingezien hoe het werkt.

Een opmerking zoals: “de werkelijkheid is erger dan ik in m’n stoutste dromen kon dromen”, verbergt eigenlijk dat wat de egodenkgeest (=de keuze voor afgescheidenheid) juist probeert te verbergen, namelijk de angst voor Werkelijkheid (Eenheid, Waarheid, God, Liefde). Het staat daar ineens zomaar open en bloot: ik, denkgeest die kiest voor afgescheiden te zijn van Werkelijkheid, droom mijn eigen werkelijkheid bij elkaar, die nu in de plaats komt van de Werkelijkheid, waardoor wat Werkelijkheid werkelijk is opzettelijk vergeten wordt.
Daardoor is er een voortdurend gevoel van “hier klopt iets niet”, (“Hier stimmt etwas nicht, Harry”, uit Derrick ;-)) en in plaats van te zien dat wat voor mijn ogen zich afspeelt niet klopt, want dat moet verborgen blijven, voelt “hier klopt iets niet” onbekend, angstig, en bedreigend, waar ik verre van moet zien te blijven, zonder te weten “waarom”.
Dus dat voortdurende dreigende, angstige gevoel “hier klopt iets niet” dat er altijd is op de achtergrond over wat mij dreigt te kunnen overkomen in deze wereld in dit lichaam, is niet wat het lijkt te zijn. “Hier klopt iets niet” gaat over de achterliggende angst voor wat werkelijk Werkelijkheid is en nu een totaal abstract begrip is geworden, waar ik niet meer bij kan, achter mijn zelf opgetrokken muur van vormen die nu een verdediging vormt tegen Werkelijkheid.

Gelukkig kan Werkelijkheid nooit echt vergeten worden, laat staan verdwijnen en loopt de denkgeest uiteindelijk onvermijdelijk tegen zijn eigen opgezette blokkades aan en blijkt de aantrekkingskracht van Werkelijkheid sterker dan de als verdediging opgetrokken nep werkelijkheid.
En als dat eenmaal gezien is en geaccepteerd, dan zal het “hier klopt iets niet” wat eerst als verdediging tegen Werkelijkheid is opgeworpen (mijn dagelijks leven), juist de herinnering aan Werkelijkheid stimuleren en louter nog als vergevingsmateriaal en kans gezien worden.
Terug herinneren wat (opzettelijk) vergeten is, is de Universele weg die we allemaal onvermijdelijk zullen moeten gaan, stap voor stap, via ons schijnbaar persoonlijke script.

Als ik op wat voor manier dan ook in onvrede ben, van de kleinste irritatie, tot de grootste opwindingen van woede en alles wat daar tussen zit, is mijn vraag niet, (1) dit moet ophouden, maar is de uitnodiging hier (2) anders naar te leren kijken.
De eerste vraag: ‘dit moet ophouden’ is een ego vraag, want de vraag is alleen gericht op de vorm waarin de irritatie t/m de woede zich uit lijkt te spelen en die vraag gaat, als ik eerlijk durf te kijken, altijd gepaard met vormen van schuld en angst.
De tweede vraag: ‘ik wil hier anders naar leren kijken’, laat de irritatie en de woede voor wat het is, omdat dat niet de oorzaak is, en alleen een reminder is om terug te gaan naar de bron de denkgeest, daar waar ik eerst onbewust koos voor zonde, schuld en angst en nu de uitnodiging volg deze keuze te vergeven en open te staan voor ‘de andere manier’.
Vervolgens vul ik niet in hoe ‘die andere manier’ er uit moet zien, ik heb immers geen idee van wat voor mij en voor de ander het ‘beste’ is.

De liefdevolle benadering van HG is een hele andere benadering dan wat de egodenkgeest verstaat onder ‘liefdevol’.
En aangezien ik, die denkt en gelooft een lichaam te zijn in een wereld te midden van andere lichamen, dingen en situaties, en voor wie “Liefde van God” totale abstractie is, kan ik alleen dat herkennen binnen wat ik ken omdat ik het geloof. Dus ik heb het herkennen van mijn keuze voor zonde, schuld en angst nodig en dat kan ik alleen herkennen in wat ik ervaar binnen mijn geloof in zonde, schuld en angst, binnen het denkkader van de egodenkgeest.
Dit herkennen binnen het ervaren kan dan als ik daartoe bereid ben en de (keuzemakende/waarnemende) denkgeest eraan toe is, als vergevingsmateriaal en vergevingskans dienen. Wat vervolgens de uitkomst is van ware vergeving kan ik niet weten want ik weet immers niet wat in mijn hoogste belang is, dat gaat mijn beperkte ego denkvermogen ver te boven.
Ik kan natuurlijk zeggen dat Gods Liefde mijn hoogste belang is, dat is ook zo, maar nogmaals we hebben geen idee wat dat precies betekent. En de ego kant van de denkgeest zal altijd meteen als eerste klaar staan met precies te vertellen hoe de uitkomst er uit moet gaan zien. Het luisteren naar die zachtere altijd oordeelloze ‘stem’ van HG/J is iets wat geleerd dient te worden. En het vertrouwen in het geleerde zal groeien naarmate de bewijzen worden aanvaard door de bereid zijnde en er aan toe zijnde denkgeest.

Een tekst uit het Handboek voor leraren helpt mij altijd weer hieraan te herinneren:

“De leraar van God aanvaardt de woorden die hem geboden
worden en geeft zoals hij ontvangt. Hij beheerst niet de richting van
zijn spreken. Hij luistert en hoort en spreekt.

5. Een aanzienlijke belemmering bij dit aspect van zijn leerweg is de angst
van Gods leraar over de geldigheid van wat hij hoort. En wat hij hoort kan
zonder meer heel verbijsterend zijn. Het kan ook ogenschijnlijk helemaal
niet van toepassing zijn op het voorliggende probleem zoals hij dat ziet,
en kan de leraar zelfs met een situatie confronteren die hem in grote verlegenheid
lijkt te brengen. Dit zijn allemaal oordelen die geen waarde
hebben. Ze zijn van hemzelf en komen voort uit een armoedig zelfbeeld
dat hij achter zich zou kunnen laten. Vel geen oordeel over de woorden
die tot je komen, maar biedt ze in vertrouwen aan. Ze zijn veel wijzer dan
de jouwe. Gods leraren beschikken over Gods Woord achter hun symbolen.
En aan de woorden die ze gebruiken geeft Hij Zelf de kracht van Zijn
Geest, en verheft ze van betekenisloze symbolen tot de Roep van de
Hemel zelf” (H21.4:7,5:1-9)

Wil ik werkelijk verlossing, wil ik echt terug herinnerd worden in Eenheid, wil ik echt de Waarheid? Waarom zou ik iets willen wat nooit veranderen kan? Dan moet hier wel een heel vreemd ‘spelletje’ gespeeld worden. Ik (denkgeest)  verzin een krankzinnig verstoppertjes spel waarbij ik een wereld en een lichaam verzin om mezelf achter te verstoppen, vergeet dat het een spel is dus niet ‘echt’ waardoor ik niet eens meer door heb dat ik überhaupt een spel speel, en nu verstoppertjes speel verblind door angst ronddolend in angst, daardoor vrijwillig angst in stand houdend, en dat allemaal met als verborgen doel vooral niet verlost te worden.
Vandaar dat het pad van ECIW gaat via het stap voor stap leren kijken naar alles wat ik, denkgeest vermomd als lichaam in een wereld, mijn bescherming (harnas) tegen verlossing, gebruik als wapen en bescherming tegen verlossing.

ECIW zegt hierover in Hoofdstuk 13.III.1,2:

III. De angst voor verlossing

1. Je vraagt je misschien af waarom het zo cruciaal is dat jij je haat in ogenschouw neemt en de volle omvang ervan beseft. Je denkt misschien ook dat het voor de Heilige Geest een klein kunstje moet zijn jou die te laten zien, en hem te verdrijven zonder dat jij jezelf daarvan bewust hoeft te maken. Maar er is nog een hinderpaal die jij tussen jezelf en de Verzoening hebt geplaatst. We hebben gezegd dat niemand angst zal gedogen wanneer hij die als zodanig herkent. Toch ben jij in je wanordelijke staat van denken niet bang voor angst. Je vindt het niet prettig, maar het is niet jouw verlangen om aan te vallen dat jou werkelijk angst inboezemt. Je bent niet in ernstige mate verontrust door je vijandigheid. Je houdt die verborgen omdat je banger bent voor wat ze bedekt. Je zou zelfs zonder angst naar de donkerste hoeksteen van het ego kunnen kijken, als je niet geloofde dat je, zonder het ego, iets in jezelf zou vinden waar je nog banger voor bent. Je bent niet werkelijk bang voor de kruisiging. Je echte doodsangst betreft de verlossing.

2. Onder het donkere fundament van het ego ligt de Godsherinnering, en juist hiervoor ben je werkelijk bang. Want door deze herinnering zou jij terstond je eigen plaats hervinden, en juist deze plaats heb je proberen te verlaten. Je angst voor aanval is niets vergeleken bij je angst voor liefde.
Als je niet zou geloven dat je wrede wens om de Zoon van God te doden jou van de liefde zou verlossen, zou jij bereid zijn zelfs daarnaar te kijken.
Want die wens heeft de afscheiding veroorzaakt, en jij hebt die beschermd omdat je niet wilt dat de afscheiding wordt genezen. Je beseft dat door de donkere wolk weg te nemen die haar aan het oog onttrekt, jouw liefde voor je Vader jou ertoe zou aanzetten Zijn Roep te beantwoorden en met een vreugdesprong de Hemel binnen te gaan. Jij gelooft dat aanval verlossing is omdat die jou hiervan zou weerhouden. Want dieper nog dan het fundament van het ego, en veel sterker dan dat ooit zal zijn, brandt jouw intense liefde voor God, en die van Hem voor jou. Dit nu is wat jij werkelijk wilt verbergen.