Het lichaam, de projectie wordt pas losgelaten, als de denkgeest dat besluit.
Ook als de denkgeest zich daar niet van bewust is, omdat er nog volledige identificatie is met een lichaam, dat zgn. kan sterven en als waar wordt aangenomen.
Niet het lichaam besluit, de denkgeest besluit.
Het lichaam gaat derhalve niet dood, de projector, de denkgeest stopt met projecteren, daardoor stopt de projectie.
Het ‘spel’ van de dood wordt gespeeld door de denkgeest die wil geloven dat het lichaam echt is en kan sterven.
De denkgeest verlaat niet het lichaam, de denkgeest stopt met het projecteren van een lichaam.
De denkgeest bewoont dus ook niet een lichaam, de denkgeest projecteert een lichaam.
De ‘jij’ die je denkt te zijn is niet het lichaam, maar de denkgeest die een lichaam projecteert en dat ‘jij’, ‘ik’, noemt en vervolgens vergeet dat dit zo werkt.
De denkgeest blijft en kent geen dood, de denkgeest kan niet sterven.
Naargelang het stadium van bewustzijn, van de denkgeest, projecteert de denkgeest een leven na de dood en vervolgens weer een nieuw leven in een lichaam, naargelang het geloof van de denkgeest.
Dit is en blijft een waanidee dat nooit ‘waar’ kan en zal worden.
De zeer bewuste, vergevorderde en eventueel al ontwaakte denkgeest stopt met projecteren en bevrijd zichzelf door het vergeven van de waan een lichaam te zijn en herinnert zich weer vol denkgeest te zijn, thuis in de hele Ene Geest.
De ontwaakte denkgeest speelt nu bewust zijn rol wetende dat hij in werkelijkheid denkgeest is en nu helpt met het verder uitbreiden van bewustwording van de hele ene denkgeest en daardoor de denkgeest helpt helen, teneinde de herinnering weer terug te vinden heel en één te zijn in God.
Dat en alleen dit is de ware functie van de denkgeest.
En alle verwrongen waanideeën van de denkgeest zullen terug omgekeerd worden en terugkeren naar hun ware aard, in éénheid in God.