Uit: “Inleiding tot Een cursus in wonderen” – Kenneth Wapnick:
“Vergeving kan dus in drie fundamentele stappen worden samengevat.
De eerste stap is dat ik onderken dat het probleem niet
buiten me is, op dat scherm. Het probleem zit vanbinnen, in mijn
film. In de eerste stap geef ik te kennen dat mijn woede niet gerechtvaardigd
is, hoewel mijn woede me altijd voorhoudt dat het
probleem buiten me ligt, bij jou, en dat jij moet veranderen zodat
ik niet hoef te veranderen. Kortom: de eerste stap betekent dat het
probleem niet buiten me ligt, maar daarentegen in mij zit. Deze stap
is zo wezenlijk om dat God het Antwoord op het probleem van de
afscheiding in ons binnenste heeft neergelegd: de Heilige Geest is
niet buiten ons, de Heilige Geest is in ons, in onze denkgeest. Door
vol te houden dat het probleem buiten ons ligt – en dat gebeurt bij
projectie altijd – houden we het probleem weg van het antwoord.
En dat is precies wat het ego wil, want wanneer het probleem wordt
beantwoord door de Heilige Geest, houdt het ego op te bestaan.
Dus het ego is heel doortrapt en subtiel als het erom gaat ons te
doen geloven dat het probleem buiten ons ligt, of dat nu in een ander
mens is – ouders, leraren, vrienden, partners, kinderen, de ministerpresident
– of in de aandelenmarkt, het weer of in God Zelf. We zijn
er allemaal uitermate bedreven in het probleem te zien waar het niet
is, zodat de oplossing gescheiden kan blijven van het probleem. In
het Werkboek staan twee lessen die dat heel duidelijk maken, namelijk
les 79 en les 80: ‘Laat me het probleem zien, zodat het kan
worden opgelost’ en ‘Laat me zien dat mijn problemen zijn opgelost.’
Er is maar één probleem en dat is het geloof in de afscheiding zelf,
oftewel het probleem van schuld, en dat zit altijd vanbinnen, niet
buiten je. De eerste stap van vergeving is dus, zoals gezegd, dat ik
erken dat het probleem niet in jou zit; het probleem zit in mij. De
schuld ligt niet in jou, de schuld ligt in mijzelf. Het probleem zit niet
op het scherm waarop ik het projecteerde, het zit in de film in mijn
binnenste en dat is een film van schuld.
Dan komt de tweede stap, en dat is de moeilijkste. Het is een stap
die we koste wat het kost willen zien te vermijden. We moeten nu
iets doen aan die film, dat wil zeggen: we moeten iets doen aan onze
eigen schuld. Ik wil benadrukken dat juist dat de reden is dat we tot
het uiterste gaan om die woede en aanval te rechtvaardigen en in
stand te houden; juist dat is de reden dat we de wereld willen blijven
zien als opgesplitst in goed en slecht. Zolang we dat doen kunnen
we die tweede stap vermijden, want bij de tweede stap zien we onze
eigen schuld en al onze gevoelens van zelfhaat onder ogen.
Bij de eerste stap erken ik dat mijn woede niets anders is dan de
beslissing mijn schuld te projecteren. Maar bij de tweede stap erken
ik dat de schuld zelf óók een beslissing vertegenwoordigt. De
schuld symboliseert de beslissing mijzelf als schuldig in plaats van
als schuldeloos te zien. In plaats daarvan moet ik onderkennen dat
ik een Zoon van God ben in plaats van een zoon van een ego; dat
mijn ware Thuis niet in deze wereld is maar dat mijn ware Thuis
eerder in God is. Dat kunnen we pas als we onze schuld onder ogen
zien en de uitspraak doen dat dit niet is wat we werkelijk zijn. En die
uitspraak kunnen we niet doen zolang we niet eerst iemand anders
aanzien en zeggen: ‘Jij bent niet wat ik van jou gemaakt heb. Je bent
in wezen wat God geschapen heeft .’
Er staan een paar heel indringende passages in de Cursus die beschrijven
hoe vreselijk beangstigend deze tweede stap is. Het komt
vaak voor dat mensen, vooral de eerste keren dat ze Een cursus in wonderen
inkijken, het verkeerde idee hebben dat het allemaal mooi
en makkelijk is. De Cursus kan je op het verkeerde been zetten als
je niet oplet. Op het ene niveau wordt er gezegd hoe eenvoudig het
is, hoe we in feite allemaal ‘thuis zijn in God, en dromen van ballingschap’
(T10.I.2:1) en hoe al die stappen in een ogenblik genomen
kunnen worden, louter door ons denken te veranderen, enzovoort.
Dan kan het dus gebeuren dat we die passages lezen en al die andere
passages maar vergeten, waarin er sprake is van de verschrikkelijke
angst die dat proces oproept: het onbehagen, de weerstand en
het conflict dat ontstaat wanneer we deze stappen zetten waarin we
onze schuld onderhanden nemen.
Niemand kan het ego loslaten zonder eerst zijn of haar eigen
schuld en angst aan te pakken, want dat is het ego. In het evangelie
zei Jezus: ‘Wie zijn kruis niet opneemt en mij niet volgt, kan mijn
volgeling niet zijn!’ (Matth. 10:38; Mk 8:34; Lk 14:27). Dan spreekt
hij dus hierover. Je kruis opnemen wil zeggen dat je iets doet aan je
eigen schuld en angst en daarmee het ego transcendeert. Je kunt dat
proces met geen mogelijkheid doorlopen zonder moeilijkheden en
pijn. Let op: dat is niet Gods Wil voor ons; het is onze eigen wil. Wij
zijn degenen die schuld in het leven hebben geroepen, dus voordat
we die kunnen loslaten moeten we hem onder ogen zien en dat kan
heel pijnlijk zijn. Er zijn twee plaatsen waar juist dit proces en de
hoeveelheid angst die dat met zich meebrengt beschreven wordt:
de lessen 170 en 196 ( WdI.170; WdI.196.9-12). Ook in ‘De twee werelden’
in de tekst (T18.IX.3) gaat het over de ogenschijnlijk gruwelijke
beklemming waar we doorheen moeten en de verschrikkingen
die gepaard gaan met het verwerken van deze vrees voor God. Dit
is het laatste obstakel voor vrede en daar ligt onze schuld het diepst
begraven.
Dus de tweede stap bestaat in feite uit de bereidheid onze schuld
onder ogen te zien en durven zeggen dat het een uitvinding is van
onszelf, erkennen dat de schuld geen symbool is voor Gods geschenk
aan ons maar voor de beslissing onszelf te zien zoals God ons niet
geschapen heeft. Dat wil zeggen dat we onszelf zien als kind van
schuld en niet als kind van liefde. Een cursus in wonderen benadrukt
heel duidelijk dat wij, omdat we degenen zijn die de schuld gemaakt
hebben, niet degenen zijn die hem ongedaan kunnen maken. Om
dat te kunnen doen hebben we hulp nodig die van buiten het ego
komt. Die hulp is de Heilige Geest. En de enige keuze die we hebben
is de Heilige Geest uit te nodigen het denksysteem van het ego te
corrigeren en de schuld van ons weg te nemen. Dat is de derde stap.
Bij de tweede stap zeggen we in feite tegen de Heilige Geest: ‘Ik wil
mezelf niet langer als schuldig zien; neem dat alstublieft van me weg’.
De derde stap is aan de Heilige Geest en hij neemt de schuld weg,
eenvoudig omdat hij die in feite al weggenomen heeft . Het enige
probleem is dat wij dat moeten aanvaarden.
Samenvattend: de eerste stap maakt de geprojecteerde woede ongedaan
door te zeggen dat het probleem niet buiten me ligt, maar
in me. De tweede stap maakt duidelijk dat het probleem dat in me
zit een probleem van eigen makelij is en dat ik het nu niet meer wil.
De derde stap volgt wanneer ik het heb overgedragen aan de Heilige
Geest en Hij het probleem van me wegneemt.”