archiveren

Maandelijks archief: augustus 2023

De Liefde van God, non-dualistische Liefde, Éénheid kan zich alleen maar onveranderlijk uitbreiden, het versterkt niet, het verzwakt niet het breidt zich uit zonder begin en einde, en omvat alles.
Het ego breidt zich ook uit, maar dan op een dualistische manier.
Dat wil zeggen het verdeelt, splitst zich op, het is veranderlijk het probeert van onveranderlijk Één, twee te maken.
Het ego splits zich op in een miljarden leger om te bewijzen dat het sterker en machtiger is dan Één. Een miljarden leger dat getuigt van zijn gelijk door middel van projecties die als bewijs dienen daarvoor, waardoor deze onmogelijke versie van “uitbreiden” werkelijkheid lijkt.

Hoe toont zich dit in onze dagelijkse ervaringen?
Bijvoorbeeld door het verzamelen van getuigen van ons gelijk.
Er is bijvoorbeeld de ervaring van onrecht, mijzelf of een ander aangedaan en dan ontstaat onmiddellijk de neiging daar getuigen van ons gelijk voor te zoeken.
De pijn die ervaren wordt in de denkgeest is ondragelijk en wordt daardoor snel geprojecteerd buiten de denkgeest als projectie. Er lijken nu slachtoffers en daders te zijn buiten de “ik”.
De bron, de denkgeest is nu “vergeten”, er lijken nu alleen nog lichamen, dingen en situaties buiten het “ik lichaam” te zijn waartegen gevochten en verdedigt moet worden.
We appen, chatten, twitteren, bellen, bezoeken, verzamelen al onze geprojecteerde getuigen en vormen zo een legertje tegen de denkbeeldige vijand die ons onrecht heeft aangedaan en smeden plannetjes om de vijand uit te schakelen.
En dit allemaal niet om de reden die we denken en geloven, namelijk dat er iets buiten ons is, dat ons aanvalt.
Denk aan WdI.5 : “Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk”.
Niet omdat iets of iemand wie dan ook iets heeft aangedaan, dat nu om aanval/verdediging vraagt. Dat is slechts een dekmantel voor het rechtvaardigen en tot werkelijkheid maken van het onmogelijke idee dat non-dualistische Éénheid aangevallen en vernietigd moet worden om te voorkomen dat Éénheid, ons zal aanvallen en vernietigen uit wraak, omdat “wij” (de nu denkbeeldige projecties van de egodenkgeest) non-dualistische Éénheid (God, Liefde) hebben vermoord.

Hu? is dan misschien de reactie, dat kan toch niet, dat is toch onmogelijk, dat is waanzin, gekkenwerk. En al snel slaat dan de zogenaamde verbijstering om in woede, angst en de neiging tot het aanvallen van deze stelling/conclusie…, wat weer niets anders is dan het doorvoeren van het ego-denksysteem van aanval en verdediging.
En de veel gehoorde “waarom” vraag rijst op, wat ook een ego-verdedigings-aanvalsgedachte is. “Waarom” impliceert immers dat er echt iets gebeurt is en we willen nu weten waarom dat gebeurt is. En dan volgen de antwoorden, welke ook weer ego-getuigen zijn van dat het onmogelijke, namelijk afscheiding van Één werkelijk heeft plaatsgevonden.
De “waarom” vraag is dan ook geen echte vraag maar een poging tot bevestiging van dat non-dualisme ineens bij toverslag verandert is in dualisme, dat onveranderlijke één verandert is in twee.

Wat doen we met dit hele verhaal? Niets!
Het zijn allemaal nietig dwaze ideeën, onmogelijke ideeën ontstaan uit de onmogelijke wens om van Één, twee te maken.
Het enige wat wel werkt om dit hele ene onmogelijke dwaze ego-denksysteem ongedaan te maken is Ware Vergeving:
“Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden”, zie: (WdII.1) Wat is vergeving?))

Waardoor de denkbeeldige sluier van vergetelheid wordt opgelicht en de schijnbaar verdwenen natuurlijke uitbreiding van Éénheid, Liefde van God gewoon weer IS.

De ‘waarom’ vraag is de meest gestelde en logische vraag die door elke Cursus student vroeg of laat gesteld wordt.
Hij raakt meteen ook de kern van de metafysica van de Cursus: Er is geen wereld. Er is alleen Geest en die Geest is Eén en daar maken ‘wij’ (denkgeest) ook als Geest onderdeel van uit onveranderlijk verankerd in Eenheid (God).

Als je vanuit deze aanname gaat denken en je neemt aan dat er alleen Geest is dan moet er nog een oplossing gevonden worden, een verklaring voor het feit dat wij (denkgeest) een wereld ervaren, voelen, beleven.
Want of er is een wereld van vormen, die autonoom is, of er is alleen Geest, allebei kan niet.
De Cursus leert ons dan dat wij denkgeest zijn die bij machte is een wereld te projecteren, zoals een projector  een film kan projecteren.
Dat geeft in ieder geval een verklaring waarom wij een wereld zien en ervaren.
Wij, de denkgeest heeft deze wereld geprojecteerd, en het blijft een projectie.
Dit is al heel wat voor onze denkgeest om te kunnen begrijpen laat staan aan te nemen, want er is een rede voor het feit dat wij (de denkgeest)  een wereld projecteren.
Volgens de Cursus doen we dit om ons te verstoppen voor de wraak van God.
En bedenk ondertussen dat de woorden die je nu leest symbolen zijn en niet letterlijk genomen dienen te worden, wat voor de denkgeest ook alweer lastig is.
God staat voor Eenheid en is niet een ‘iets’,  of ‘iemand’ los van ons die de boel aanstuurt. God is puur Geest en Een en wij, ook Geest, een uitbreiding van die Geest, zijn daarmee onverbrekelijk verbonden.
Maar we communiceren nu eenmaal via woorden, en dat kan prima, mits we ze maar niet letterlijk nemen en verstaan, want dan gaan we het niet begrijpen, en is de Cursus ook niet te begrijpen en zal deze niet werken zoals deze bedoelt is.
Als we woorden namelijk wel letterlijk nemen, dan is er ook weer een wereld die waar is, en dat is nu juist waar de Cursus ons anders naar wil laten leren kijken.
Vrijwillig natuurlijk, maar het feit dat we op een goed moment de Cursus tegenkomen (of een andere cursus) wijst er op dat we (de denkgeest) een beetje aan het twijfelen gaan over wat nu eigenlijk Waarheid is, de waarheid straalt als het ware eventjes door in onze afgedwaalde en dromende denkgeest.
En dit volledig anders leren kijken gaat niet zomaar zonder problemen, want (wij) de denkgeest zal zich gaan verzetten, omdat het vreest dat het alles zal verliezen als we dit gedachte pad van ‘anders’ denken gaan volgen.
Dus proberen we ons (wij de denkgeest)  te verstoppen voor God, omdat we geloven (dromen) en in die droom geloven, dat we ons afgescheiden hebben van God, en met die gedachte werden ‘zonde’ en ‘schuld’ en ‘angst’ geboren.
Wij (de denkgeest) heeft gezondigd tegen God (Eenheid) en wij (de denkgeest) heeft het voor mekaar gekregen ons los te maken van Eenheid. Het onmogelijke is gebeurt, lijkt gebeurt, want het is nog steeds onmogelijk los te geraken uit Eenheid.
Omdat wij (denkgeest) toch denken dat het wel gelukt is ons los te maken uit Eenheid staan we nu onder leiding van zonde, schuld en angst en dat projecteren we nu, omdat het niet onze ware natuur is en het eigenlijk niet kunnen verdragen. Projectie van zonde, schuld en angst projecteert een zogenaamde denkbeeldige schuilplaats om ons te verbergen voor de wraak van God, en dat gevoel van de ‘wraak van God’ is ook niets anders dan een projectie van angst, het is niet gebeurt, het is slechts een ‘nietig dwaas idee’ (zie T27.VIII.6:2-3), waar wij (de denkgeest) in zijn gaan geloven.
Projecteren is dus eigenlijk een afstootverschijnsel van de denkgeest die iets probeert wat niet kan.
De denkgeest probeert dus afgescheiden te zijn van Eenheid (God), maar dat is onmogelijk, dus is het niet werkelijk gebeurt.

De waarom vraagt is dus een vraag vanuit afgescheiden denken te zijn (vanuit de egodenkgeest dus) want de vraag impliceert dat het wel gelukt is ons (de denkgeest) afgescheiden te laten zijn van God en nu vragen we ons af hoe dat kan. Het kan dus niet en is daarom niet werkelijk gebeurt.
Maar omdat we het toch als zodanig ervaren alsof het wel gebeurt is, althans als we dat uiteindelijk toe willen geven dat we denken dat het mogelijk is, dan openbaart zich tegelijkertijd ook de weg terug uit deze vergissing van de denkgeest.

Al het projectiemateriaal dat we geprojecteerd hebben schijnbaar naar buiten ons met als resultaat een schijnbaar ‘echte’ wereld, kan nu worden hergebruikt, nu niet voor afscheiding maar voor het opheffen van de afscheiding.
En dat is wat de Cursus noemt Vergeving Ware Vergeving (zie WdI.1 tussen les 220 en 221).

‘Ware Vergeving ziet in dat wat jij dacht dat je broeder jou heeft aangedaan, niet heeft plaatsgevonden.’ (wdII.1.1:1)

Dus alles wat wij (de denkgeest) beleven in een lichaam en in een wereld met andere lichamen en dingen en situaties, kan middels vergeving worden hergebruikt om ons te helpen terug herinneren in Eenheid, in God waar we nooit uit zijn weggeweest.
Vandaar dat de wereld van symbool van afscheiding dan wordt een symbool voor terugkeer uit het nietig dwaas idee van afscheiding dat nooit heeft plaatsgevonden.
Als wij (de denkgeest)  bereid zijn dit te willen doen, dan betekend dit dat de denkgeest een besluit heeft genomen niet meer te luisteren naar de egodenkgeest (het idee van afscheiding), maar naar Heilige Geest Denkgeest, dat gedeelte van de denkgeest dat nog steeds ondanks alles, ondanks de egodenkgeest, nog steeds onveranderlijk is verbonden met Eenheid (God). We zeggen dan dat we ons onder leiding stellen van de Heilige Geest, dus het symbool voor de wil terug te willen keren in Eenheid.

Alleen waarheid is waar. Het kenmerk van waarheid is dat deze onveranderlijk is. Dus alles wat veranderlijk is is onwaar.
Als ik dat idee over mijn leven leg, dan is mijn leven en alle verdere leven dat ik ken en waarneem onwaar, inclusief dat wat zich “ik” noemt, want ook dat is enorm veranderlijk.

Het feit dat de gedachte er kan zijn dat alleen onveranderlijke waarheid waar kan zijn, maar dat dat kennelijk niet is wat als waar wordt aangenomen binnen onwaarheid, er vanuit gaande dus dat waarheid alleen waarheid is als het onveranderlijk is, geeft aan dat er iets anders moet zijn dan het veranderlijke wat een veranderlijke “ik” kan waarnemen.

Een ander bewijs dat er onveranderlijke waarheid moet zijn is dat de “ik” voortdurend opzoek is binnen onwaarheid, welke als kenmerk heeft veranderlijk te zijn, naar waarheid.
Dat is zoeken naar iets waar het onmogelijk kán zijn. Het zoeken op zich is dus al een onware handeling.
Waarheid kan niet gezocht worden, en niet gevonden worden door er actief naar te zoeken binnen onwaarheid.

En waarom is dat toch de belangrijkste motivatie en is elke handeling daar op gericht binnen de veranderlijke waarheid?
Omdat onwaarheid als functie heeft waarheid te verbergen. Onwaarheid moet dus actief in stand worden gehouden ten einde waarheid te verbergen. Een onmogelijke zoektocht die niet gericht is op vinden, maar juist op niet vinden, met als verborgen doel dat waarheid niet meer herinnerd mag worden.
Onveranderlijke waarheid is nu immers de grootste bedreiging voor veranderlijke (on)waarheid.
Aangezien dit hele mechanisme verborgen blijft achter een scherm van projecties, die de aandacht zeer succesvol afleiden van het doel van de veranderlijke (on)waarheid, namelijk uit waarheid zien te blijven, blijft de nu onwetende denkgeest/mind ijverig zoeken binnen de veranderlijke (on)waarheid naar waarheid, zich zogenaamd niet bewust van de onmogelijkheid ervan.

Wat doet het terug herinneren van dit vreemde onmogelijke en vooral onnodig mechanisme van het ontkennen van waarheid met dat wat de als “ik” vermomde denkgeest als zijn/haar leven is gaan zien en heeft aangenomen als waarheid?
Dat onvermijdelijke dreigende terug herinneren zal op de eerste plaats heftig ontkend worden, omdat het voelt als een rechtstreekse aanval op “mijn” waarheid. Deze ontkenning kan ook geuit worden als een schijnbaar omarmen van dit idee door razendsnel een onware versie van onveranderlijke waarheid te integreren binnen de veranderlijke (on)waarheid.
En elke keer als die zelfgemaakte waarheid toch eigenlijk ook weer veranderlijk blijkt te zijn, wat niet anders kan binnen nog steeds veranderlijke (on)waarheid, wordt deze weer aangepast, zodat het veranderlijke toch weer de schijn van onveranderlijkheid krijgt.

Een voorbeeld hiervan is dat god als iets daar buiten wordt gezien als vertegenwoordiger van de waarheid en het leven, maar dat diezelfde god als verschillend wordt gezien en ervaren en bevochten en verdedigd moet worden, onder het mom van “er is maar één god en dat is die van mij (ons)”.

Het gevolg van het onvermijdelijke terug komen van de herinnering aan onveranderlijke waarheid, is dat langzaamaan stap voor stap de schellen van de ogen vallen (van de denkgeest eigenlijk) en wordt gezien dat alles wat veranderlijk is niet waar kan zijn, omdat het veranderlijk is.
Dat betekent dat wat de “ik” “mijn leven” noemt per definitie niet waar kán zijn.

Heel begrijpelijk dat dat niet in één keer gezien wil worden, de weerstand tegen dit zien is dan ook enorm, hoewel het zich kan vermommen en ook doet in het schijnbaar juist wel willen zien, bijvoorbeeld door het enthousiast omarmen  de als “ik” vermomde denkgeest van een spiritueel pad.

De als “ik” vermomde denkgeest kan namelijk doen alsof de als “ik” vermomde denkgeest nu actief moet gaan zoeken naar waarheid wat niet lukt en zich vervolgens in een zware depressie denkt, waarbij de als “ik” vermomde denkgeest zichzelf gaat beschuldigen van het zondige besluit zich van waarheid (god) af te keren en het daardoor voorgoed verbruid heeft bij god, welke mij, de zondaar zal straffen en eeuwig zal blijven vervolgen. En wat ik verwerpelijke zondaar ook zal proberen om weer in een goed blaadje te komen bij god, ik zal me toch uiteindelijk moeten verantwoorden na mijn dood en maar hopen dat god een goeie bui heeft en mij toelaat in de eeuwigheid.
Kortom angst is nu mijn leidraad, mijn anker, mijn leermeester.

Deze angst is niet zomaar weg als in de als “ik” vermomde denkgeest begint te dagen dat het in angst leven toch eigenlijk ondragelijk is en dat er misschien toch een andere manier moet zijn, want dit kan toch niet waar zijn!?
Nee. precies dit kan niet waar zijn en is niet waar, omdat het onwaar is door de veranderlijkheid ervan. De situaties zijn niet waar of onwaar, de gedachtes die de situaties projecteren zijn onwaar, dus zijn de projecties ook niet waar.

Na het verwerken van deze eerste schokkende onthulling kan het schiften beginnen.
Stap voor stap is de denkgeest er nu klaar voor alles wat als waarheid werd gezien, nu te ontmaskeren als onwaarheid, door steeds de vraag te stellen is dit wat ik nu ervaar 100% waar of niet.
Dat zal in het begin van het proces van ontmaskeren alleen voor de schijnbaar dramatische projecties in mijn leven lijken te gelden, maar al gaande door het proces zal onvermijdelijk moeten worden aanvaard dat het voor elke gedachte geldt.
Van het meest verschrikkelijke wat gebeurt tot de kleinste bijna niet merkbare verstoring in mijn dagelijkse leven.
Tot definitief onthuld wordt dat de als “ik” vermomde denkgeest in zijn totaliteit onwaar is, van wegen zijn voortdurend en altijd veranderlijke aard.

Dit bevragen van of dat wat de als “ik” vermomde denkgeest ervaart waar of onwaar is, heeft dus niet als doel om een beter leven te maken, want dat zou weer de focus leggen op de projectie als zijnde de oorzaak en gevolg, wat gewoon weer de (ego)keuze zou zijn voor het waar maken van het veranderlijke onware.
Het doel van het bevragen is de onwaarheid van de als “ik” vermomde denkgeest te ontmaskeren.

De angst dat dit besef in één keer zal gebeuren is ongegrond, omdat de denkgeest precies dat kan denken wat het kán denken. Het is dus een geleidelijk proces, waarbij de denkgeest gedachte, voor gedachte wordt terug herinnerd door gedachte voor gedachte terug te nemen naar de bron en het daar te (ver)geven aan waarheid, in dat wat het eigenlijk van nature is: onveranderlijke waarheid.

Dus dat wat de als “ik” vermomde denkgeest heeft bedacht als vlucht voor onveranderlijke waarheid, namelijk dat wat de als “ik” vermomde denkgeest als zijn leven in een wereld ervaar, wordt nu her-gebruikt als de manier om terug te helpen herinneren in waarheid, door alles wat ik ervaar als een “ik” in mijn wereld als onwaar te zien en te vergeven.

Dit kan alleen onder leiding van een andere gids dan de gids van onwaarheid (ego), namelijk de gids van waarheid (HG/J) dat zich bevindt in dat gedeelte van de denkgeest dat de verbinding vormt met de herinnering aan onveranderlijke waarheid door zijn eigenschap oordeelloos te kunnen kijken naar de zelfgemaakte veranderlijke (ego)versie van onveranderlijke waarheid. En in staat is het veranderlijke te laten vergeven door de keuze te maken voor waarheid.
Met nadruk op keuze, niet op een uitvoering hiervan, omdat deze altijd weer vormgericht zal zijn en het toch weer draait om het verbeteren van de wereld en een beter leven voor de als “ik” vermomde denkgeest.

Alleen ware vergeving doet de verdwaalde, dolende denkgeest weer terugherinneren in Waarheid, waar het nooit uit is weggeweest.