archiveren

Maandelijks archief: maart 2017

Het is ook best wel ontnuchterend in eerste instantie dat als echt gezien wordt dat het hele egodenksysteem dat bedoelt is om het onmogelijke mogelijk te maken, namelijk afgescheiden te raken van Eenheid, Liefde, Waarheid, God of hoe je dat wat “vergeten” is ook wilt noemen, echt alles wat vanuit het egodenken komt liefdeloos is, onaardig, aanvallend, verdedigend, vol haat en woede. Zelfs als het liefdevol lijkt te zijn bedoelt. En dat moet wel zo zijn, want het moet lijnrecht tegenover Eenheid, Liefde, Waarheid, God dat wat “vergeten” moet worden staan.
Dus elke keer als ik mezelf zie als een lichaam, en me daar mee identificeer, het persoonlijk neem en dat geldt ook voor elke interactie met een zogenaamd ander lichaam, ding of situatie, er voor wordt gekozen alles op alles te zetten om in afgescheiden toestand te blijven.

Daarnaar kijken kan niet anders dan enorme weerstand oproepen, alleen niet om de reden die wordt gedacht. De reden waarom ik in onvrede raak is dat niet mag worden gezien dat het slechts een verdediging is tegen de ontmaskering van de opzettelijk bedachte rede, namelijk afgescheiden blijven.
Als ik iemand liefheb of haat en ik zie dat als persoonlijk als een ik en jij lichaam, dan kies ik voor egodenken, dus voor afscheiding, terwijl het eruit ziet en ervaren wordt als een relatie met een ander lichaam, ding, of situatie.
En dat kan als heel liefdevol of als enorm haatvol en alles wat daar tussen ligt ervaren worden, terwijl er ondertussen maar één reden en één doel verborgen wordt gehouden, namelijk, dit is een manier om de afscheiding waar te doen laten lijken.
Dus dat wat lijkt op het zoeken naar verbinding wil eigenlijk juist het tegenovergestelde, namelijk afscheiding.

Dit vereist echt heel veel bereidheid om eerlijk te kijken, zonder oordeel, precies zoals het is opgezet, met als doel afscheiding.

De wil tot afscheiden zal zich niet terugtrekken als een ik blijft geloven in een persoonlijk ik lichaam dat dingen doet in een wereld die dingen doet. Als ik blijf geloven in een persoonlijke ik en andere persoonlijke ikken zal de afscheiding zich alleen maar meer uitbreiden, ook al benadert de ik het meer vanuit een zogenaamde spirituele hoek. De focus blijft toch stiekem gericht op een ik lichaam. De oorzaak, de denkgeest die hiervoor kiest is de oorzaak, maar blijft verborgen, door diezelfde denkgeest die zo probeert te voorkomen dat dit mechanisme ontdekt en ontmaskerd wordt.

Het geloof in een ik en in anderen ikken en een wereld zal niet tot ontwaken van de in afscheiding gelovende denkgeest leiden, integendeel het geloof zal zich nog meer ingraven en wortelen in “iets” wat niet kan bestaan.

Het goede nieuws is, dat achter die enorme verdedigingsmuur van haat tot speciale liefde wel iets verborgen moet liggen wat niet meer gezien mag worden en een bedachte ik daarom nu tegen deze enorme verdedigingsmuur van haat en speciale liefde zit aan te kijken, vergeet dat het “slechts” een door de denkgeest zelf opgetrokken verdedigingsmuur is en gelooft dat dat wat een ik nu denk en geloof te ervaren mijn waarheid is.

Dit alles wordt in stand gehouden door het geloof erin. Als het geloof uit het bestaan van die muur terug wordt genomen is terug herinneren in Waarheid onvermijdelijk.
Dat betekent dat er niet een ik is die van haar geliefden naasten houdt om de reden die wordt gedacht, dat niet bepaalde personen worden gehaat om de reden die wordt gedacht, dat er geen conflict is met wat of wie dan ook om de reden die wordt gedacht. Dat elke vorm van onvrede, conflict speciale liefde, speciale aandacht, speciale zorg, in de ogen moet worden gekeken zoals het vanuit het geloof in afgescheiden (muur) denken is bedacht en opgezet. En dat het niet is wat het lijkt te zijn, haat, onvrede conflict, speciale liefde enz. voor bepaalde personen en mijzelf als persoon, maar een manier om af te leiden van de wil tot afscheiding van Eenheid, God dat wat “vergeten” moest worden, teneinde de schijn van afscheiding mogelijk te maken.

Deze schijnbaar solide vaste muur van afscheiding bestaat echter slechts uit één gedachte, een nietig dwaas idee:

“In de eeuwigheid, waar alles één is, sloop een nietig dwaas idee binnen waarom de
Zoon van God vergat te lachen. Door dit te vergeten werd de gedachte
een serieus idee, in staat tot zowel verwezenlijking als werkelijke gevolgen.
Samen kunnen we ze beide weglachen, en begrijpen dat de tijd geen
inbreuk kan maken op de eeuwigheid. Het is ridicuul te denken dat de
tijd de eeuwigheid kan omringen, die juist betekent dat er geen tijd bestaat”
(T27.VIII.6:2-5).

Er kan alleen gekeken worden naar die schijnbaar enorme verdedigingsmuur aan de hand van de nog altijd aanwezige herinnering aan wat erachter schuilgaat en in het vertrouwen dat er alleen spraken is van een vergissing, die op zich makkelijk ongedaan gemaakt kan worden door het geloof erin terug te nemen en de vergissing te vergeven. Zonder daarbij eisen te stellen aan de uitkomst.
Eisen stellen aan de uitkomst komt ook duidelijk weer vanuit de keuze voor het denken in afscheiding, afkomstig van angst, angst voor wat erachter die schijnbare muur ligt. En ook al laten we ons vertellen dat er achter die schijnbare muur van geloven in afscheiding alleen maar de Liefde van God ligt, we geloven het niet, omdat we vanuit deze geloofspositie niet kunnen bevatten wat God is en wat Liefde is, omdat we er zelf een tegenovergestelde versie, juist van wegen de angst voor God, van hebben gemaakt.

Steen voor steen zal deze schijnbaar solide muur van geloof worden ontmanteld, door elke steen (elke gedachte van klein tot groot ongenoegen) terug te nemen en te vergeven. Want terug herinneren in de Liefde van God is onvermijdelijk, ook al zijn we “vergeten” wat dat is…

De Wizzard of Oz, oftewel de waarnemende/keuzemakende denkgeest ontmaskerd.
Dat beeld kwam voorbij toen ik besefte dat er een schijnbaar “iets” is dat gedachten selecteert en uitkiest.
En dat dat schijnbare “iets” er ook alles aan doet om verborgen te blijven, zodat wat gedacht wordt niet op een keuze lijkt, genomen door iets anders dan het lichaam.
Naarmate het proces van ontwaken zich voltrekt, wordt de functie van wat we deze voor het gemak maar de waarnemende/keuzemakende denkgeest noemen, duidelijker.
Het wordt ook steeds duidelijker dat de egodenkgeest een kant en klaar denkgeest-pakket is met alleen maar afscheidingsgedachtes. Of die gedachten er nu vreselijk of prachtig uitzien en ervaren worden. Zolang de vorm waarin ze zich vertonen als oorzaak wordt gezien, zijn het egogedachten.

Dat hele pakket van louter verdedigende egogedachten (tegen Waarheid) is er altijd in z’n geheel, ieder moment.
Zo wordt het niet ervaren. Egogedachten+projecties=egogedachten, lijken zich voor te doen in tijd en ruimte en lijken hun oorsprong te hebben in individuele gedachten.
Hierdoor lijkt het nog onwaarschijnlijker en wordt nog meer verborgen, dat er ook maar één egodenkgeest is die enkel en alleen maar steeds één afscheidingsgedachte uitzendt: de wil tot afscheiden. En deze ene gedachte deelt zichzelf telkens op in miljoenen fragmentjes, een zeer effectieve manier om te verbergen dat er maar één gedachte aan ten grondslag ligt; de wil tot afscheiden.

Hoe duidelijker de versluierde verdedigingsgedachten van de egodenkgeest door het proces van ontwaken worden des te beter worden ze gezien en opgemerkt. En dan blijkt, zo leert de ervaring, dat alle mogelijke egogedachten altijd bij elke gedachte er gewoon zijn, het hele egopakket.

En om te voorkomen dat de gekte dan echt losbreekt, lijkt er een individueel pakketje egogedachten te zijn, geprojecteerd als een individu met een naam. En zo verschijnen er dan figuren op het toneel dat we de wereld noemen die allemaal hun eigen karaktertrekken en kenmerken hebben en hun eigen rol spelen, los van alle andere figuren.

Dit beeld begint nu te wankelen en daardoor wordt de oorzaak, de denkgeest die kiest voor afscheidingsgedachten langzaamaan weer duidelijk. De begrenzing van het individu zijn verdwijnt langzaam en terugkeer naar het feit dat er maar één denkgeest is wordt daardoor ook weer zichtbaar.
Met andere woorden, de waarnemende/keuzemakende denkgeest die tot dan toe altijd koos voor het egodenken, wordt zich stap voor stap bewust van het feit dat er gekozen wordt, dat egodenken een keuze is.
Wat ik steeds meer ervaar is dat als ik ergens over denk, of iets ervaar alle mogelijkheden van dat ene egodenkgeest pakket (de blauwdruk van het karakter Annelies) langskomen. Er lijkt geen keuzemaker te zijn, alle mogelijkheden lijken zich in één keer voor te doen en worden niet meer gefilterd door de keuzemaker die voortdurend oordeelt wat wel of wat niet te denken, afhankelijk van de afgesproken matrix (persoonlijkheid). Dat geeft de ervaring van boven het slagveld te zijn en een totaal overzicht te hebben van oorzaak en gevolg en het achterliggende doel, namelijk de wens tot afgescheiden te zijn van Eénheid. Ook het gevoel van slachtoffer te zijn van omstandigheden wordt minder sterk, omdat wordt gezien dat alles een keuze is en dat zowel de slachtoffer als de dader rol binnen de keuze voor het egodenken, hetzelfde doel hebben, namelijk afscheiding.

Het is zelfs zo, dat als ik weer eens dreig te verdwalen in egogedachten, loop te piekeren en het verhaal wat ik ervaar geloof, ineens de heldere gedachte opkomt, oh, wacht even ik kies nu weer voor egodenken, ik kan deze gedachte ook vergeven, want het is gewoon niet waar. het verhaal is niet wat het lijkt te zijn, het is alleen maar weer een poging tot afscheiding. Ik hoef het niet te analyseren, me er tegen te verzetten, niet te omarmen, of te ontkennen, erover te oordelen, het mooier te maken, of lelijker, of mijn gevoel erover verstoppen het is op de eerste plaats een egogedachten met maar één doel, afscheiding, oftewel een poging om van één twee te maken. En dat is niet goed of fout, maar een vergissing waar ik steeds minder in ga geloven, en liever als vergevingskans en materiaal wil gaan zien. Ondertussen ervaar ik wat ik ervaar en doe wat ik doe, want hoe kan ik anders ontdekken dat ik voortdurend voor afscheiding kies en ook voor ware vergeving kan kiezen?

Zo blijkt dat de waarnemende/keuzemakende denkgeest die eerst onbewust opereerde, waardoor werd “vergeten” dat er überhaupt een keuze gemaakt werd of kon worden, stap voor stap in het bewustzijn terugkomt en de keuze opnieuw gemaakt kan worden om naar het ego te luisteren of naar de andere optie, de herinnering aan Eenheid, in ECIW symbolisch de Heilige Geest en of Jezus genoemd.
En dan wordt ook duidelijk dat keuzes niet gaan over keuzes over iets of iemand buiten mij of over mijzelf als lichaam, maar of er wordt gekozen voor afscheiding (ego) of Eenheid (HG/J).
Dus als ik met een probleem zit, of me alleen al identificeer met wat voor vorm of situatie dan ook en geloof dat dat waar is, kies ik automatisch voor ego denken.
Als dat opgemerkt wordt kan de keuze verschuiven naar de keuze voor het herstellen van de vergissing afgescheiden te willen zijn van Eenheid, en dat is wat ware vergeving inhoudt. Op deze manier worden problemen en mijn identificatie met vormen en situaties op een andere manier her-gebruikt, en zo krijgt “mijn” hele leven een totaal andere functie.

De hele “kunst” van ontwaken uit de droom, is steeds beter leren op te merken dat er altijd eerst voor egodenken, dus afscheiding wordt gekozen en dan te leren dat er opnieuw gekozen kan worden. Dat is de enige keuze die gemaakt kan worden en oorzaak en gevolg bij de wortel aanpakt.
En dit kan alleen geleerd worden binnen het kader van de ervaring, omdat dat nu eenmaal is wat ervaren wordt en begrepen.
De denkgeest die alleen maar even “in de war is” zal onvermijdelijk terugkeren in waar deze nooit uit is weggegaan.
Het schijnbare “iets”, zal onvermijdelijk oplossen als “niets” in het “niets”.
Dus of ik nu mijn best doe of niet, de onvermijdelijkheid van terug herinneren in dat er niets gebeurt is, omdat Eenheid gewoon niet dualistisch kan worden, is een feit.

 

 

 

 

 

 

 

Image may contain: one or more people and text

De “we”(wij)  die hier aangesproken wordt, is niet het lichaam “ik”, maar de projector “ik”, de keuzemakende-denkgeest die zich op deze manier wil en denkt te kunnen afscheiden van de ene Geest.
Iets wat onmogelijk is, maar niettemin met hardnekkige vasthoudendheid, gevoed door het geloof in zonde, schuld en angst, wordt nagestreefd. Een streven waardoor het doel afgescheiden blijven van Eén, verborgen blijft, achter de sluier van vergetelheid.
Daardoor moet het antwoord op Leven (God, Liefde, Waarheid, Eenheid) wel het tegenovergestelde van Leven zijn en dat is “dood”, het middel, een bedenksel van de egodenkgeest om zijn doel, afscheiding in stand te houden.
Dus ook “dood” is weer niet wat het lijkt, en zijn wij als we onvermijdelijk met “dood” worden geconfronteerd niet in onvrede, verdrietig, boos, ongelukkig, wanhopig, bang om de rede die we denken. We treuren eigenlijk om de dood die niet kan bestaan. Dat wat ons lief is kan niet sterven, en kan ons niet worden afgenomen. Dat wat we voelen en ervaren aan verdriet is eigenlijk de vermomde triomf van het egodenken dat maar één doel heeft, zich door de dood af te kunnen scheiden van Eenheid, van God, van Liefde.
En dat is onmogelijk.
En omdát het onmogelijk is kan er ook anders naar gekeken worden. Terwijl er wordt gerouwd, gehuild, geleden, gemist enz. kan ook de gedachte juist door het lijden opkomen: “dit kan niet waar zijn, ik trek dit niet meer, er moet een andere manier zijn”. En dan krijgt de altijd nog aanwezige herinnering aan Eenheid, die nog altijd aanwezig is achter al dit enorme verdriet en lijden, wat er gewoon is en niet moet worden ontkend, of tegengehouden een andere functie. Niet meer die van afscheiding, maar van terug herinneren in Eenheid, Leven, Liefde, God.

 

 

 

 

Image may contain: nature and outdoor

Dit valt pas te begrijpen en te accepteren als de mind (denkgeest) eraan toe is. Dwingen, forceren, je best doen, ertegen in gaan, ontkennen, is niets anders dan het onmogelijke van het bestaan van een wereld en identificatie met het lichaam in stand houden. Want alleen afscheidingsgedachtes, en dat is elke gedachte gericht op het in stand houden van een wereld, en de identificatie met het lichaam welke verbeterd of aangevallen moeten worden, houdt de afscheiding in stand. En dat is dan ook het enige doel van “de wereld”.

Het is heel normaal over dit idee woedend te worden, of het met alle macht te ontkennen. Maar vraag je af waarom dat is. Word ik wel woedend om de reden die ik denk?
En als het niet deze uitspraak over de totale waanzin van het geloof in een bestaan van een wereld en een lichaam is, wat is er dan zo bedreigend aan?
Besef goed dat dat wat deze wereld heeft bedacht, de denkgeest die anders wilde dan dat wat IS, en de egodenkgeest leven inblies met als doel om af te scheiden van Eenheid, Waarheid, God, Liefde, never nooit er voor kan zorgen dat dit doel ongedaan kan worden gemaakt, vanuit dit geloof in egodenken.
En toch kan het niet anders dan dat het ongedaan zal worden gemaakt, omdat het onmogelijke, namelijk afscheiding van Eén onmogelijk is en het alleen lijkt te gebeuren van wegen het geloof erin. Alleen het geloof erin houdt de afscheiding in stand, meer niet.
Het is een nietig dwaas idee. En het is onvermijdelijk dat de waarnemende/keuzemakende denkgeest uiteindelijk weer tot bezinning komt en langzaamaan ontwaakt uit deze onmogelijke slaap van het geloof in het onmogelijke.
En dat is een stap voor stap proces, dat zich als een heel persoonlijk individueel proces lijkt af te spelen, omdat het concept van een persoonlijke ik te zijn voor de denkgeest die daar in is gaan geloven te begrijpen is. En dat wat begrepen kan worden wordt nu door de denkgeest die eraan toe is positief omgekeerd her-gebruikt om weer terug te herinneren in dat waar nooit uit is weggegaan.
En dat vereist vooral heel veel vertrouwen in een proces wat onvermijdelijk is: Een reis zonder afstand…

Het grote misverstand is dat er een “ik” lichaam is dat iets doet. Een “ik” lichaam dat nu zit te typen.
Er is geen “ik” lichaam die nu zit te typen er is de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand (“the outside picture of an inward condition” (T21.In.1:5)).
Dit kan nooit ten volle meteen echt begrepen en aanvaard worden, ook al is er misschien een intellectueel begrijpen en zelfs een ogenschijnlijke bereidheid.
Er is alleen een klein beetje bereidheid nodig, van het vermoeden dat het wel eens waar zou kunnen zijn, ook al wordt het nog niet ervaren en werkelijk begrepen.
Het feit dat dit gedacht kán worden, doet vermoeden dat het mogelijk is. En dan is alleen een klein beetje bereidheid om in dat vermoeden mee te gaan voorlopig genoeg.

Het is ook een misverstand dat er een “ik” lichaam is dat een beetje bereidwilligheid kan tonen, dat is onmogelijk.
Er is alleen de bereidheid van de zich openbarende tot dan toe verborgen herinnering van de waarnemende denkgeest (de innerlijke toestand) die de waarde van zijn uiterlijke weergaven (projecties) in twijfel gaat trekken en opnieuw wil leren kijken, nu bewust vanuit de innerlijke toestand die nu in staat is tot waarnemen en beseft dat er een andere keuze gemaakt kan worden. En ja dit wordt nog steeds ogenschijnlijk ervaren door een “ik” lichaam, maar nu wordt dat gezien en ervaren als de uiterlijke weergave van de innerlijke toestand, en die innerlijke toestand is de bewustwording van dit alles van de waarnemende denkgeest, waarbij dus de denkgeest de bron is en niet de “ik” het lichaam.

Als de andere keuze dan gemaakt wordt, zal dit nog steeds lijken te gaan via de “ik” het lichaam, omdat de bron, de denkgeest (de innerlijke toestand), voor dat wat gewend is te geloven een lichaam te zijn nog totaal een abstract idee is en niet als zodanig begrepen kan worden.
Daardoor verandert de de functie van de projectie “ik” lichaam totaal.
De “ik” het lichaam op zich wordt dan niet meer gezien als de bron, maar de innerlijke toestand (de denkgeest). Een innerlijke toestand die nu herkend kan worden in de uiterlijke weergave daarvan.
En die innerlijke toestand is of angst/liefde, de dualiteit van de egodenkgeest, of de non-dualistische Liefde die nog totaal abstract is en niet gevangen kan worden in woorden zoals Waarheid, Eenheid, Liefde, God.

Ook de betekenis en de functie van woorden zal verschuiven van het letterlijk nemen van woorden en hun betekenis naar een symbolische betekenis, omdat ook woorden een uiterlijke weergave zijn van een innerlijke toestand, dus voor ego doeleinde of voor terug herinneren in waarheid kunnen worden (her)gebruikt.

“Strikt genomen spelen woorden helemaal geen rol bij genezing. De motiverende
factor is gebed, of vragen. Waar je om vraagt, dat ontvang je.
Maar dit verwijst naar het gebed van het hart, niet naar de woorden die
je bij het bidden gebruikt. Soms zijn de woorden en het gebed met elkaar
in tegenspraak, soms stemmen ze overeen. Het is van geen belang. God
verstaat geen woorden, want die zijn gemaakt door afgescheiden denkgeesten
om hen in de illusie van afgescheidenheid te houden. Woorden
kunnen behulpzaam zijn, vooral voor de beginner, om je te helpen concentreren
en het gemakkelijker te maken irrelevante gedachten buiten te
houden of op zijn minst te beheersen.
Laten we echter niet vergeten:
woorden zijn slechts symbolen van symbolen. Ze zijn daarom dubbel
van de werkelijkheid verwijderd.
Als symbolen hebben woorden heel specifieke verwijzingen. Zelfs wanneer
ze uiterst abstract lijken, neigt het beeld dat zich in de denkgeest aandient
ertoe zeer concreet te zijn. Als er geen specifieke verwijzing in de
denkgeest opkomt in samenhang met het woord, heeft het woord weinig
of geen praktische betekenis en kan het zodoende het genezingsproces
niet helpen” (H.21.1:1-10,2:1-3).

Het nog niet kunnen herkennen/herinneren van de totaal abstracte Liefde van God, roept heel veel (verborgen) angst/weerstand op, daar angst/weerstand het mechanisme is wat juist bedacht is om de Liefde van God te verbergen en er wat anders voor in de plaats te zetten, namelijk de innerlijke toestand en de uiterlijke weergave van de egodenkgeest die alleen maar voor angst kán kiezen.
En aangezien de bron de innerlijke toestand, in dit geval angst/weerstand, verborgen moet worden gehouden, zal alleen de uiterlijke weergave ervan als oorzaak en gevolg worden gezien en letterlijk worden genomen en op dat niveau bevochten en bestreden. Wat niet werkt, hooguit slechts tijdelijk, daar de uiterlijke weergave van de innerlijke toestand van angst (ego) alleen maar tijdelijk kan zijn in tegenstelling tot de innerlijke toestand van de zich herinnerende denkgeest, welke in contact komt met het Onveranderlijke en de uiterlijke weergave alleen zal zien als een reminder om opnieuw te kiezen. Want zoals les 5 zegt “ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk”. Oftewel “ik voel (de innerlijke toestand), nooit onvrede om de reden (de uiterlijke weergave) die ik denk”.
Gevolgd verderop door wat les 34 zegt:
“Ik zou in plaats hiervan vrede kunnen zien.” Wat de keuze voor de bereidwilligheid om het “anders” te zien is.

Hoe dan ook het is nooit de “ik” het lichaam die iets doet en de bron is van alles wat ik denk en geloof te ervaren, het is altijd de denkgeest (let op, niet het brein) welke de bron is van alles wat ik denk en doe. En er zijn maar twee keuzemogelijkheden op denkgeest niveau:
1. de keuze voor angst (ego), waarbij de innerlijke toestand, de keuze voor angst, wordt vergeten en alleen de uiterlijke weergave van de verborgen gehouden angst gezien wordt en als waar wordt aangenomen.
2. de keuze voor Heilige Geest, het symbool voor de terugkerende herinnering in de aan ontwaken toe zijnde denkgeest, waarbij bewust wordt dat de onbewust gehouden keuze van de (ego)denkgeest voor angst de bron is (de innerlijke toestand), en dat wat lijkt te gebeuren in “mijn leven” de uiterlijke weergaven daarvan is en juist de ontkenning van waarheid is.

Dat (de innerlijke toestand (denkgeest)) wat “mijn leven” (een uiterlijke weergave) ervaart krijgt nu de functie van de zich bewust zijnde waarnemende/keuzemakende denkgeest die onderscheid leert maken tussen de keuze voor angst of voor Heilige Geest en nu heel bewust opnieuw een keuze kan maken.

Angst lijkt zich te verergeren, naarmate het mechanisme van angst meer en meer wordt doorzien, en tegelijkertijd de angst om angst onder ogen te zien vermindert.
Dat is wat het proces van oordeelloos leren kijken met zich mee brengt.
Oordeelloos leren kijken naar elke verdediging die het vanuit zonde, schuld en angst denken (ego) opwerpt als verdediging tegen Waarheid, Eenheid, Liefde, God.
Dwars door de angst, precies zoals deze zich voor lijkt te doen, en tegelijkertijd verdedigingsloos aan de hand van de steeds sterker wordende herinnering aan onschuld.

Angst is de grootste verdediging tegen angst, en meer is het ook niet.
Deze verdediging gaat gaten vertonen als dit mechanisme van angst voor angst wordt doorzien.
Het is niet angst die dit mechanisme van angst voor angst leert doorzien. Hoewel angst dit wel probeert door het doorzien niet als uitweg uit angst te zien, maar juist als een bedreiging waardoor de angst juist erger lijkt te worden. Angst met angst bestrijden kan alleen maar tot meer angst leiden.
Angst vergeven terwijl het zich in al zijn vormen voordoet als dat wat verschijnt in “mijn” leven is de weg uit angst waardoor dat wat vergeten moest worden als verdediging tegen weten weer zal worden herinnert.

Dat wat angst doorziet door het recht in de ogen te kijken terwijl angst zich voor doet, is niet het “ik” het lichaam. Het “ik” het lichaam is immers slechts een projectie van de innerlijke denkgeest toestand van de keuze voor angst.
Dat wat angst doorziet is de waarnemer die zich de bron herinnert en beseft dat angst slechts een keuze is als verdediging tegen Waarheid, Eenheid, Liefde, God.
Deze waarnemende, keuzemakende denkgeest is in staat opnieuw te kiezen nu niet weer voor  ego angst/liefde, maar voor de non-dualistische Liefde van God die niet de tegenstelling ervan; angst kent, door elke zich voordoende vormen van angst consequent te vergeven. Niet door de projecties te veranderen, te verbeteren, maar door het denken erover, door middel van vergeving te laten veranderen.

 

 

Alleen waarheid is waar. Het kenmerk van waarheid is dat deze onveranderlijk is. Dus alles wat veranderlijk is is onwaar.
Als ik dat idee over mijn leven leg, dan is mijn leven en alle verdere leven dat ik ken en waarneem onwaar, inclusief dat wat zich “ik” noemt, want ook dat is enorm veranderlijk.

Het feit dat de gedachte er kan zijn dat alleen onveranderlijke waarheid waar kan zijn, maar dat dat kennelijk niet is wat als waar wordt aangenomen binnen onwaarheid, er vanuit gaande dus dat waarheid alleen waarheid is als het onveranderlijk is, geeft aan dat er iets anders moet zijn dan het veranderlijke wat een veranderlijke “ik” kan waarnemen.

Een ander bewijs dat er onveranderlijke waarheid moet zijn is dat de “ik” voortdurend opzoek is binnen onwaarheid, welke als kenmerk heeft veranderlijk te zijn, naar waarheid.
Dat is zoeken naar iets waar het onmogelijk kán zijn. Het zoeken op zich is dus al een onware handeling.
Waarheid kan niet gezocht worden, en niet gevonden worden door er actief naar te zoeken binnen onwaarheid.

En waarom is dat toch de belangrijkste motivatie en is elke handeling daar op gericht binnen de veranderlijke waarheid?
Omdat onwaarheid als functie heeft waarheid te verbergen. Onwaarheid moet dus actief in stand worden gehouden ten einde waarheid te verbergen. Een onmogelijke zoektocht die niet gericht is op vinden, maar juist op niet vinden, met als verborgen doel dat waarheid niet meer herinnerd mag worden.
Onveranderlijke waarheid is nu immers de grootste bedreiging voor veranderlijke (on)waarheid.
Aangezien dit hele mechanisme verborgen blijft achter een scherm van projecties, die de aandacht zeer succesvol afleiden van het doel van de veranderlijke (on)waarheid, namelijk uit waarheid zien te blijven, blijft de nu onwetende denkgeest/mind ijverig zoeken binnen de veranderlijke (on)waarheid naar waarheid, zich zogenaamd niet bewust van de onmogelijkheid ervan.

Wat doet het terug herinneren van dit vreemde onmogelijke en vooral onnodig mechanisme van het ontkennen van waarheid met dat wat de als “ik” vermomde denkgeest als zijn/haar leven is gaan zien en heeft aangenomen als waarheid?
Dat onvermijdelijke dreigende terug herinneren zal op de eerste plaats heftig ontkend worden, omdat het voelt als een rechtstreekse aanval op “mijn” waarheid. Deze ontkenning kan ook geuit worden als een schijnbaar omarmen van dit idee door razendsnel een onware versie van onveranderlijke waarheid te integreren binnen de veranderlijke (on)waarheid.
En elke keer als die zelfgemaakte waarheid toch eigenlijk ook weer veranderlijk blijkt te zijn, wat niet anders kan binnen nog steeds veranderlijke (on)waarheid, wordt deze weer aangepast, zodat het veranderlijke toch weer de schijn van onveranderlijkheid krijgt.

Een voorbeeld hiervan is dat god als iets daar buiten wordt gezien als vertegenwoordiger van de waarheid en het leven, maar dat diezelfde god als verschillend wordt gezien en ervaren en bevochten en verdedigd moet worden, onder het mom van “er is maar één god en dat is die van mij (ons)”.

Het gevolg van het onvermijdelijke terug komen van de herinnering aan onveranderlijke waarheid, is dat langzaamaan stap voor stap de schellen van de ogen vallen (van de denkgeest eigenlijk) en wordt gezien dat alles wat veranderlijk is niet waar kan zijn, omdat het veranderlijk is.
Dat betekent dat wat de “ik” “mijn leven” noemt per definitie niet waar kán zijn.

Heel begrijpelijk dat dat niet in één keer gezien wil worden, de weerstand tegen dit zien is dan ook enorm, hoewel het zich kan vermommen en ook doet in het schijnbaar juist wel willen zien, bijvoorbeeld door het enthousiast omarmen  de als “ik” vermomde denkgeest van een spiritueel pad.

De als “ik” vermomde denkgeest kan namelijk doen alsof de als “ik” vermomde denkgeest nu actief moet gaan zoeken naar waarheid wat niet lukt en zich vervolgens in een zware depressie denkt, waarbij de als “ik” vermomde denkgeest zichzelf gaat beschuldigen van het zondige besluit zich van waarheid (god) af te keren en het daardoor voorgoed verbruid heeft bij god, welke mij, de zondaar zal straffen en eeuwig zal blijven vervolgen. En wat ik verwerpelijke zondaar ook zal proberen om weer in een goed blaadje te komen bij god, ik zal me toch uiteindelijk moeten verantwoorden na mijn dood en maar hopen dat god een goeie bui heeft en mij toelaat in de eeuwigheid.
Kortom angst is nu mijn leidraad, mijn anker, mijn leermeester.

Deze angst is niet zomaar weg als in de als “ik” vermomde denkgeest begint te dagen dat het in angst leven toch eigenlijk ondragelijk is en dat er misschien toch een andere manier moet zijn, want dit kan toch niet waar zijn!?
Nee. precies dit kan niet waar zijn en is niet waar, omdat het onwaar is door de veranderlijkheid ervan. De situaties zijn niet waar of onwaar, de gedachtes die de situaties projecteren zijn onwaar, dus zijn de projecties ook niet waar.

Na het verwerken van deze eerste schokkende onthulling kan het schiften beginnen.
Stap voor stap is de denkgeest er nu klaar voor alles wat als waarheid werd gezien, nu te ontmaskeren als onwaarheid, door steeds de vraag te stellen is dit wat ik nu ervaar 100% waar of niet.
Dat zal in het begin van het proces van ontmaskeren alleen voor de schijnbaar dramatische projecties in mijn leven lijken te gelden, maar al gaande door het proces zal onvermijdelijk moeten worden aanvaard dat het voor elke gedachte geldt.
Van het meest verschrikkelijke wat gebeurt tot de kleinste bijna niet merkbare verstoring in mijn dagelijkse leven.
Tot definitief onthuld wordt dat de als “ik” vermomde denkgeest in zijn totaliteit onwaar is, van wegen zijn voortdurend en altijd veranderlijke aard.

Dit bevragen van of dat wat de als “ik” vermomde denkgeest ervaart waar of onwaar is, heeft dus niet als doel om een beter leven te maken, want dat zou weer de focus leggen op de projectie als zijnde de oorzaak en gevolg, wat gewoon weer de (ego)keuze zou zijn voor het waar maken van het veranderlijke onware.
Het doel van het bevragen is de onwaarheid van de als “ik” vermomde denkgeest te ontmaskeren.

De angst dat dit besef in één keer zal gebeuren is ongegrond, omdat de denkgeest precies dat kan denken wat het kán denken. Het is dus een geleidelijk proces, waarbij de denkgeest gedachte, voor gedachte wordt terug herinnerd door gedachte voor gedachte terug te nemen naar de bron en het daar te (ver)geven aan waarheid, in dat wat het eigenlijk van nature is: onveranderlijke waarheid.

Dus dat wat de als “ik” vermomde denkgeest heeft bedacht als vlucht voor onveranderlijke waarheid, namelijk dat wat de als “ik” vermomde denkgeest als zijn leven in een wereld ervaar, wordt nu her-gebruikt als de manier om terug te helpen herinneren in waarheid, door alles wat ik ervaar als een “ik” in mijn wereld als onwaar te zien en te vergeven.

Dit kan alleen onder leiding van een andere gids dan de gids van onwaarheid (ego), namelijk de gids van waarheid (HG/J) dat zich bevindt in dat gedeelte van de denkgeest dat de verbinding vormt met de herinnering aan onveranderlijke waarheid door zijn eigenschap oordeelloos te kunnen kijken naar de zelfgemaakte veranderlijke (ego)versie van onveranderlijke waarheid. En in staat is het veranderlijke te laten vergeven door de keuze te maken voor waarheid.
Met nadruk op keuze, niet op een uitvoering hiervan, omdat deze altijd weer vormgericht zal zijn en het toch weer draait om het verbeteren van de wereld en een beter leven voor de als “ik” vermomde denkgeest.

Alleen ware vergeving doet de verdwaalde, dolende denkgeest weer terugherinneren in Waarheid, waar het nooit uit is weggeweest.