Het is ook best wel ontnuchterend in eerste instantie dat als echt gezien wordt dat het hele egodenksysteem dat bedoelt is om het onmogelijke mogelijk te maken, namelijk afgescheiden te raken van Eenheid, Liefde, Waarheid, God of hoe je dat wat “vergeten” is ook wilt noemen, echt alles wat vanuit het egodenken komt liefdeloos is, onaardig, aanvallend, verdedigend, vol haat en woede. Zelfs als het liefdevol lijkt te zijn bedoelt. En dat moet wel zo zijn, want het moet lijnrecht tegenover Eenheid, Liefde, Waarheid, God dat wat “vergeten” moet worden staan.
Dus elke keer als ik mezelf zie als een lichaam, en me daar mee identificeer, het persoonlijk neem en dat geldt ook voor elke interactie met een zogenaamd ander lichaam, ding of situatie, er voor wordt gekozen alles op alles te zetten om in afgescheiden toestand te blijven.
Daarnaar kijken kan niet anders dan enorme weerstand oproepen, alleen niet om de reden die wordt gedacht. De reden waarom ik in onvrede raak is dat niet mag worden gezien dat het slechts een verdediging is tegen de ontmaskering van de opzettelijk bedachte rede, namelijk afgescheiden blijven.
Als ik iemand liefheb of haat en ik zie dat als persoonlijk als een ik en jij lichaam, dan kies ik voor egodenken, dus voor afscheiding, terwijl het eruit ziet en ervaren wordt als een relatie met een ander lichaam, ding, of situatie.
En dat kan als heel liefdevol of als enorm haatvol en alles wat daar tussen ligt ervaren worden, terwijl er ondertussen maar één reden en één doel verborgen wordt gehouden, namelijk, dit is een manier om de afscheiding waar te doen laten lijken.
Dus dat wat lijkt op het zoeken naar verbinding wil eigenlijk juist het tegenovergestelde, namelijk afscheiding.
Dit vereist echt heel veel bereidheid om eerlijk te kijken, zonder oordeel, precies zoals het is opgezet, met als doel afscheiding.
De wil tot afscheiden zal zich niet terugtrekken als een ik blijft geloven in een persoonlijk ik lichaam dat dingen doet in een wereld die dingen doet. Als ik blijf geloven in een persoonlijke ik en andere persoonlijke ikken zal de afscheiding zich alleen maar meer uitbreiden, ook al benadert de ik het meer vanuit een zogenaamde spirituele hoek. De focus blijft toch stiekem gericht op een ik lichaam. De oorzaak, de denkgeest die hiervoor kiest is de oorzaak, maar blijft verborgen, door diezelfde denkgeest die zo probeert te voorkomen dat dit mechanisme ontdekt en ontmaskerd wordt.
Het geloof in een ik en in anderen ikken en een wereld zal niet tot ontwaken van de in afscheiding gelovende denkgeest leiden, integendeel het geloof zal zich nog meer ingraven en wortelen in “iets” wat niet kan bestaan.
Het goede nieuws is, dat achter die enorme verdedigingsmuur van haat tot speciale liefde wel iets verborgen moet liggen wat niet meer gezien mag worden en een bedachte ik daarom nu tegen deze enorme verdedigingsmuur van haat en speciale liefde zit aan te kijken, vergeet dat het “slechts” een door de denkgeest zelf opgetrokken verdedigingsmuur is en gelooft dat dat wat een ik nu denk en geloof te ervaren mijn waarheid is.
Dit alles wordt in stand gehouden door het geloof erin. Als het geloof uit het bestaan van die muur terug wordt genomen is terug herinneren in Waarheid onvermijdelijk.
Dat betekent dat er niet een ik is die van haar geliefden naasten houdt om de reden die wordt gedacht, dat niet bepaalde personen worden gehaat om de reden die wordt gedacht, dat er geen conflict is met wat of wie dan ook om de reden die wordt gedacht. Dat elke vorm van onvrede, conflict speciale liefde, speciale aandacht, speciale zorg, in de ogen moet worden gekeken zoals het vanuit het geloof in afgescheiden (muur) denken is bedacht en opgezet. En dat het niet is wat het lijkt te zijn, haat, onvrede conflict, speciale liefde enz. voor bepaalde personen en mijzelf als persoon, maar een manier om af te leiden van de wil tot afscheiding van Eenheid, God dat wat “vergeten” moest worden, teneinde de schijn van afscheiding mogelijk te maken.
Deze schijnbaar solide vaste muur van afscheiding bestaat echter slechts uit één gedachte, een nietig dwaas idee:
“In de eeuwigheid, waar alles één is, sloop een nietig dwaas idee binnen waarom de
Zoon van God vergat te lachen. Door dit te vergeten werd de gedachte
een serieus idee, in staat tot zowel verwezenlijking als werkelijke gevolgen.
Samen kunnen we ze beide weglachen, en begrijpen dat de tijd geen
inbreuk kan maken op de eeuwigheid. Het is ridicuul te denken dat de
tijd de eeuwigheid kan omringen, die juist betekent dat er geen tijd bestaat”
(T27.VIII.6:2-5).
Er kan alleen gekeken worden naar die schijnbaar enorme verdedigingsmuur aan de hand van de nog altijd aanwezige herinnering aan wat erachter schuilgaat en in het vertrouwen dat er alleen spraken is van een vergissing, die op zich makkelijk ongedaan gemaakt kan worden door het geloof erin terug te nemen en de vergissing te vergeven. Zonder daarbij eisen te stellen aan de uitkomst.
Eisen stellen aan de uitkomst komt ook duidelijk weer vanuit de keuze voor het denken in afscheiding, afkomstig van angst, angst voor wat erachter die schijnbare muur ligt. En ook al laten we ons vertellen dat er achter die schijnbare muur van geloven in afscheiding alleen maar de Liefde van God ligt, we geloven het niet, omdat we vanuit deze geloofspositie niet kunnen bevatten wat God is en wat Liefde is, omdat we er zelf een tegenovergestelde versie, juist van wegen de angst voor God, van hebben gemaakt.
Steen voor steen zal deze schijnbaar solide muur van geloof worden ontmanteld, door elke steen (elke gedachte van klein tot groot ongenoegen) terug te nemen en te vergeven. Want terug herinneren in de Liefde van God is onvermijdelijk, ook al zijn we “vergeten” wat dat is…