archiveren

Maandelijks archief: november 2011

Werkelijk dankbaarheid voelen is het gevolg van het vergeven van alle pseudo dankbaarheid en ondankbaarheid.
Pseudo dankbaarheid is bijvoorbeeld denken dat jij boft dat je het in ieder geval nog niet zo slecht hebt als je buurman, of andere stakkers die het slechter hebben dan jij. En ondankbaarheid is bijvoorbeeld dat je jaloers bent op een ander die het duidelijk beter lijkt te hebben dan jij. Beide uitingen van vormen van pseudo dankbaarheid moeten eerst onder ogen worden gezien, zonder oordeel en eerlijk en dan worden gezien als vergevingskans, die in dankbaarheid aanvaard wordt. Dan pas zal ware dankbaarheid geoogst worden, omdat dan wordt ingezien dat er niets is gebeurt wat de Werkelijkheid kan aantasten. En dan zal alles wat er lijkt te gebeuren in allerlei vormen en situaties, voortaan in dankbaarheid onder ogen worden gezien en herkend en als geschenk dienen op het altaar van vergeving. Vergeving is dan mijn enige functie, automatisch gevolgd door uitbreiding van Liefde en Dankbaarheid.


Thanksgiving

Really feeling thankful is the effect of forgiving every seemingly (so-called) form of thankfulness and thanklessness.
So-called thankfulness is for instance to think that you are very lucky that your situation is not as bad as your neighbor, or some other poor devil who is much worse off than you.
And thanklessness is for instance being jealous, thinking that someone out there is far better off than you.
Both sides of this ego so-called ‘thankful’ thinking must be looked at, without judgment and very honest and seen as only an oppertunity to forgive and to choose again, and thankfully accepted.
Only true Thankfulness will then be your part, happily accepted, because only then you will be able to see that nothing happened that can destroy reality.
And only then every situation and form (projection), will be looked at in thankfulness and will be recognized as a gift placed on the altar of forgiveness.
Forgiveness will be then your only real function, automatically followed by extending Love and Thankfulness.
This year let Thanksgiving and all that will follow, only be a reminder for this.

De egodenkgeest is de verhalenverteller met de toverlantaarn.

 

De egodenkgeest heeft zichzelf ook geprojecteert in een vorm, als een lichaam, zodat het lijkt dat het lichaam van alles mee maakt en beleeft en ervaart, en vergeten is dat het de verhalenverteller, de egodenkgeest is die de verhalen bedenkt en projecteert. De projectie, lijkt te zijn losgeraakt van zijn bron de egodenkgeest.
Maar het is nooit het lichaam dat de verhalen vertelt, het is en blijft de egodenkgeest die dat doet. De egodenkgeest is en blijft de verhalenverteller met zijn toverlantaarn.

De ontwaakte denkgeest echter die nu de bron van het ene afscheidingsidee heeft gevonden, laat het geloof in de zelfgemaakte verhalen van afscheiding los, de bron van de projecties. De denkgeest vergeeft zijn geloof in de toverlantaarnplaatjes en verliest daardoor zijn angst en het vermogen en de wil vanuit angst te projecteren.
Terug herinnerd in de denkgeest zal ook éénheid weer herkend worden en zal het kenmerk van éénheid, dat er alléén één kan zijn zich uitbreiden.

En de voorheen zo betoverende ‘toverlantaarnbeelden’, zullen nu alleen nog het verhaal vertellen van de herinnering aan éénheid….

 

 

 

 

De wereld schreeuwt het uit: afscheiding is waar!
De wereld schreeuwt het uit: afscheiding is onmogelijk!

Een schreeuw van verlangen: afscheiding!

Een schreeuw van verlangen: terug naar Eenheid!

De schreeuw verstomd.
De denkgeest luistert.

De denkgeest vergeeft.

Het is stil.

Ik rust in God.


Dualiteit leid tot niets, omdat dualiteit alléén tot niets kan leiden.
Eén lijkt ineens twee te zijn.

Het is een heen en weer gaan tussen ‘twee’, die nu ineens één+ één lijken te zijn, waar het tussen gevangen zit.
Zoals bij het pc spelletje ‘pong’.
Het kan vooruit of achteruit, binnen het ‘twee’ maar het kan niet uit het ‘twee’ ontsnappen.

Het ‘twee’, de afgescheiden denkgeest, heeft gedachtes van ‘twee’,  kan alleen gedachtes van ‘twee’ hebben.

Het denkt nu ‘twee’ en vergeet ‘één’.

‘Twee’ is nu de standaard, maar de standaard voelt nu niet meer als één, maar als ‘twee’, en ‘twee’ betekend één en één is twee.
Er is nu tegenstelling ontstaan, de dualiteit is geboren.

Eén zit nu gevangen in ‘twee’, zo lijkt het, het is een onmogelijke droom.

Daarom kan dualiteit tot niets leiden, het is onmogelijk één te splitsen in twee.

In elk schijnbaar afgescheiden deeltje zit de herinnering aan één.

Elk afgescheiden deeltje is dus nog steeds één ook al lijkt het ‘twee’ te zijn.

Dat is precies de reden waarom alle afgescheiden deeltjes een onweerstaanbare aantrekkingskracht op elkaar hebben en elkaar tegelijkertijd afstoten.

De waan kan absoluut niet verbergen dat er geen ‘twee’ bestaat.

Ook al projecteert de ‘waan’ voortdurend dualistische beelden om de waan ‘echt’ te doen lijken.

Eén is nog steeds één, en één is beeldloos, omdat het oordeelloos is, één is puur Geest. De pure schoonheid van de Geest en de pure Liefde van de Geest kan onmogelijk in beelden gevat worden.
Dus zijn beelden slechts zwakke schaduwen van de pure Liefde van de Geest, van God.

Het ene oordeel over één, veroorzaakt ‘twee’.
Het laatste oordeel is vergeving van het oordeel, waardoor ‘twee’ weer terugkeert in ‘Eén’, waar het nooit uit is weggeweest.

Ineens schiet mij de betekenis van de wonderbare broodvermenigvuldiging door de gedachte.
Dat staat symbool voor de oneindige uitbreidingskracht van de ene Geest, dat echter verworden is binnen de ‘tweeheid’,  tot een verhaal over schaarste  en honger, dat daarom opgelost moest worden binnen het kader en de mogelijkheden van ‘twee’: één genezende kracht tegenover één kracht van ziekte. Dat maakte, door het oordelende aspect hiervan, van één,twee.

Twee ‘enen’ tegenover elkaar die elkaar spiegelen en vergeten dat ze één zijn en geen twee.

Alleen door vergeven ‘ogen’, die het spiegelbeeld herkennen als slechts een spiegelbeeld, een reflectie van één zal dit verhaal van ogenschijnlijke ‘tweeheid’, herkend worden en tot terugkeer in Eén kunnen leiden.

Of zoals J.W. Kaiser in ‘Voeding der vijduizend’ (Beleving van het Evangelie blz. 85 regel 44, verteld:

‘Ervaring van de onbeperkte deelbaarheid van de gestalten van den Geest leidt tot bewustzijn van den Geest in veelheid.’

En ‘veelheid’ slaat niet op de veelheid binnen het beperkte kader van ‘tweeheid’, wat niet meer dan klonen vanuit het ene oordeel zijn binnen de egodenkgeest, maar op de eindeloze uitbreidende eeuwigheid van EEN,van waaruit alleen de oneindige uitbreiding van Liefde mogelijk is, vanuit de Ene Geest in God.

 

 

 

Het egospel van aantrekken en afstoten.
Deze danse macabre van de egodenkgeest bewijst dat er alleen eenheid kan zijn.

Afscheiding bewijst dat alleen Eenheid een feit is.
Afscheiding kan er alleen zijn als er het idee is van ergens afgescheiden van te kunnen zijn.

Daarom zijn alle speciale relaties, een uiting van de gedachte dat het mogelijk is afgescheiden te zijn en tegelijkertijd het bewijs dat dit onmogelijk is.

Alleen door de ervaring heen van beide kan het idee van afscheiding vergeven en daardoor losgelaten worden en terugkeren in wat nooit verandert is, omdat het onveranderlijk is.


 

http://www.youtube.com/watch?v=YyknBTm_YyM


 


De ene denkgeest dwaalt rond in de eigen projecties, als in een virtueel hologram.
Schijnbaar vanuit een individueel focuspunt, wat lijkt te corresponderen en in communicatie staat met één speciale projectie, ‘een lichaam’, los van schijnbaar andere virtuele lichamen en vormen, van waaruit het lijkt te opereren in dit hologram van de virtuele wereld.

Maar zoals een virtueel hologram precies is wat het is, een virtueel hologram, heeft het geen waarheidsgehalte, geen schijnbaar vaste vorm.
Het is de denkgeest die dit alles denkt, geloofd en projecteert.
Achter dit virtuele hologram gaat de Waarheid schuil. Het virtuele hologram is slechts een omgekeerde afspiegeling van wat de Waarheid IS.
De ontwaakte denkgeest ziet achter deze sluier de Waarheid schitteren, het hologram is en blijft een hologram waar de denkgeest nu in ontwaakte toestand alleen nog doorheen beweegt om dit door te geven aan de hele denkgeest, zodat deze geheel en al ontwaakt en het virtuele hologram zal verdwijnen als het geloof erin wordt teruggetrokken en vergeven.

Het virtuele hologram wat we, de denkgeest die droomt dat deze een lichaam is, ervaren als onze wereld is de waan, de fata morgana, van de denkgeest en kan door de ontwaakte denkgeest onmogelijk nog als ‘waar’ worden gezien. De nog niet ontwaakte kant van de denkgeest zal echter het hologram als ‘waar’ en als enige waarheid zien en alles wat het niet kan ‘zien’ met en door de (virtuele) ogen als onwaarheid als illusie beschouwen en het zal angst inboezemen, de (on)natuurlijke verdedigingsreactie van de slapende en dromende denkgeest.

De dromende denkgeest zal zijn droom dan ook te allen tijde en op alle mogelijke (onmogelijke) manieren verdedigen en de herinnering die de ontwaakte denkgeest hem aanbied als een aanval zien en de aanval en verdediging inzetten. De slapende, dromende denkgeest zal de aangeboden Liefde niet herkennen er bang voor zijn en zich er van afkeren.  De ontwakende denkgeest zal aarzelen en tussen de periodes van afkeer, toenadering zoeken en willen horen en leren van de ontwaakte denkgeest die met eindeloos geduld vanuit de Waarheid de blijde boodschap van Vrijheid en Verlossing door zal blijven geven tot de hele denkgeest is ontwaakt en terug herinnerd in God, in Liefde.

De ontwaakte denkgeest die nog rondloopt in het geprojecteerde hologram, zal niet op zoek hoeven te gaan naar denkgeest die wil ontwaken, en eraan toe is zich te herinneren wat hij werkelijk is. De bereidwillige denkgeest zal aangetrokken worden door de ontwaakte denkgeest en de schijnbaar in eerste instantie speciale ontmoeting binnen het hologram, zal door deze bereidwilligheid de andere functie krijgen, namelijk van het zich terug herinneren door middel van ware vergeving van de ontwakende denkgeest in God, Liefde.

De schijnbaar aparte en afgescheiden delen van de denkgeest zullen versmelten tot één en terugkeren in God, in Liefde.
Dit is de enige werkelijke functie van elke speciale ontmoeting binnen het hologram van deze virtuele wereld.

 


Er is alleen maar één.
Altijd, er is alleen EENHEID, en geen tweeheid.

Er is geen ‘ik’ die denkt, er is geen ‘ik’, met een brein dat denkt.

Er is alleen denkgeest.
De bron van alle denken is de denkgeest.

De ene denkgeest.

De ene denkgeest droomt van afscheiding en zo lijkt er een egodenkgeest te zijn, afgescheiden van de ene denkgeest.

Dit ene lijkt nu twee te zijn, de ene lijkt vergeten en nu er ‘twee’ lijkt te zijn lijkt het ene zich steeds weer op te splitsen in twee, steeds weer.
Een wordt twee, steeds weer, zich eindeloos herhalend.

Dit is de droom van tweeheid, een droom, want in werkelijkheid is er alleen nog steeds EEN.

Hieruit volgt dat de ‘ik’ die autonoom lijkt te zijn, niet bestaat, er is alleen denkgeest die denkt. Er is geen brein dat denkt.
Alles wat gedacht wordt komt voort uit de ene gedachte van twee. Een blijft één en wordt nooit twee.

Er zijn derhalve geen individuele personen, met eigen gedachtes afgescheiden van andere personen met gedachtes.

Alle gedachtes ooit gedacht en die nog gedacht gaan worden, komen uit de ene gedachte, hebben één bron.

Alles wat de ‘ik’ denkt komt voort uit de ene denkgeest. Het ‘ik’ denken komt voort uit de gedachte dat tweeheid mogelijk is, de brongedachte van die mogelijkheid is de egodenkgeest en is echter nog steeds geen apart ‘ik’.

Ook de egodenkgeest is één gedachte.

Het stukje ‘ik’ dat denkt apart te kunnen denken bestaat niet, het één denken kan nooit veranderen in twee denken.
Als de ‘ik’ bepaalde gedachtes heeft over ‘anderen’, dan is er nog steeds alleen het één denken uit de ene egodenkgeest, het gaat daarom altijd over ‘mij’, de ene denkgeest en nooit over een andere tweede ‘persoon’ buiten mij.

‘Er zijn geen anderen, er is niets buiten mij’, betekent dat er alleen één denkgeest is en verder niets. Alles wat twee lijkt is niet meer en niet minder dan een projectie vanuit de ene egodenkgeest die droomt van de mogelijkheid dat twee mogelijk is.
Dit alles kan geobserveerd worden vanuit de ene denkgeest die dit alles weet en dit weten zorgt ervoor dat het waanidee van twee terugkeert naar één, waar het nooit is uit weggeweest.

Dus alles wat waargenomen wordt en ervaren als twee, dat wat het dagelijkse leven op aarde wordt genoemd, kan alleen gezien worden als vergevingsmateriaal, omdat er in werkelijkheid niets gebeurt, of gebeurt is of zal gebeuren, er is niets veranderd aan de éénheid, hoe echt tweeheid ook lijkt, het is onmogelijk.

Als dit gezien wordt, echt gezien, en de onmogelijkheid van tweeheid gezien wordt en geaccepteerd en tweeheid is vergeven, dan kan alles wat twee lijkt te zijn nooit meer serieus genomen worden en kan het nog maar één functie hebben: terugkeer naar éénheid, die nooit tweeheid geweest is, zal zijn of zal kunnen worden.

Zo wordt de ‘jij’ nu aangesproken, vanuit de ene Denkgeest tot denkgeest, zonder dat de ene denkgeest wordt verlaten of er buiten treed. De ‘jij’ is denkgeest en nooit een lichaam, één kan nooit twee worden.

Dank deze symbolen van tweeheid, dat ze de herinnering zijn aan wat onmogelijk is en daardoor de herinnering zijn terug aan en in EENHEID.