archiveren

Maandelijks archief: april 2016

Wat is vrijheid van meningsuiting eigenlijk?
En is dat niet hetzelfde als vrijheid tot belediging?
Interessante vragen waar ik graag even naar wil kijken.

Als ik vanuit mijn waarnemende denkgeest positie hiernaar kijk, dan zie ik dat vanuit de egokant van de denkgeest de uitgangspositie is: lichamen, personen die verschillend denken er verschillende principes, geloofsovertuigingen, conditioneringen erop na houden, kortom ik zie verschillen.
Verschillen die alleen gezien kunnen worden als er is gekozen voor projectie vanuit het serieus nemen van het idee dat afscheiding mogelijk en wenselijk is.
Ondanks het feit dat er alleen Eenheid bestaat, de Eenheid die Geest is, is er dan toch de wil afgescheiden te willen zijn. ECIW noemt dit ‘een nietig dwaas idee’.
En dit kan alleen als de Eenheid en de onveranderlijke aard van Geest ‘vergeten’ wordt achter een muur van projecties en de projecties nu als enig zichtbaar bewijs worden gezien van wat nu ‘waar’ lijkt en er miljarden afzonderlijk denkende en opererende fragmenten lijken te zijn. Dit wordt gezekerd en veilig gesteld door het ‘geloof’ erin. Dit is wat de wil tot afscheiden, de egodenkgeest wil zien en dus denkt te zien.

Vanuit egodenkgeest gezien is vrijheid van meningsuiting enkel en alleen een prachtige manier om de afscheiding ‘waar’ te maken. Er lijkt nu immers een apart lichaam te bestaan dat los staat van andere lichamen en die aparte lichamen hebben aparte gedachtes, die voortkomen uit opvoeding, plaats van geboorte, geslacht, leeftijd, conditioneringen, psychische gesteldheid, godsdienst enz. En dit hele licht ontvlambare mengseltje heeft zich genesteld in de afzonderlijke hersenen van al die afzonderlijke lichamen en dit alles wordt nu gezien en geloofd als zijnde ‘waar’.

Echter de natuurlijk drang naar eenheid is niet verdwenen, zelfs niet uit de egodenkgeest (waarvan er ook maar één is immers ook al is het doel van de egodenkgeest dit te vergeten en te ontkennen), ze is alleen in de vergetelheid geraakt. En deze natuurlijke drang naar eenheid uit zich dus ook onvermijdelijk in de wereld van afscheiding, maar dan in vermomming. Het vermomt zich bijvoorbeeld, als het naarstig zoeken naar partners in de strijd (speciale relaties noemt ECIW dat).
Men klontert samen in groepjes van gelijkgestemden, in een nu onbewuste poging om aan die onbewuste natuurlijke drang tot eenheid gehoor te geven en zo een einde te maken aan het pijnlijke gevoel wat juist komt door de poging gehoor te willen geven aan de onnatuurlijke drang tot afscheiding. Vandaar weer die uitspraak in ECIW ‘ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk’ (les 5).

Het samen klonteren lijkt enige verlichting van de pijn en het lijden te geven, het voelt goed om met gelijkgestemden te zijn, veilig, hekje eromheen, vlaggetje erop, klaar, dit zijn ‘WIJ’. Maar zodra een groepje gelijkgestemden een ander groepje gelijkgestemden, die over iets anders gelijkgestemd zijn dan het eerste groepje gelijkgestemden tegenkomt, slaat de angst, de pijn, de haat, de woede weer toe. En de pijn en het lijden, de angst, de haat wordt dan geprojecteerd op dat andere groepje gelijkgestemden, want de nog steeds onbewuste boodschap van de egodenkgeest blijft: afscheiding in stand houden kost wat kost.

Deze ontmoeting van verschillende groepjes van het binnen de groepjes zelf gelijkgestemdheid kan zich ook wat schijnbaar mooier voordoen, bijvoorbeeld als de eis voor ‘vrijheid van meningsuiting’.
Het ene groepje tolereert het andere groepje, respecteert het, begrijpt het; ‘natuurlijk’, zeggen de lichamen en de samengeklonterde groepjes dan: ‘natuurlijk ben jij anders, je komt uit een ander land, bent anders opgevoed, hebt een andere denkwijze, een andere religie, andere huidskleur, ander uiterlijk, tuurlijk en weet je ‘dat mag’. Iedereen mag zijn wie hij/zij is. We zijn allemaal verschillend en dat is best leuk en gezellig…’
Dat zeggen de lichamen en de groepjes dan, maar met de onbewuste geprojecteerde (egodenkgeest nog steeds) boodschap, ‘allemaal leuk en aardig en je mag er zijn, maar we zijn wel degelijk verschillend, we tolereren dat, maar de grens ligt bij; jij mag mij niet jouw ideeën, gebruiken, opvattingen, geloofsovertuigingen opdringen, wij eisen hier vrijheid van meningsuiting en jij past je maar aan. En dat zeggen beide afgescheiden groepen, waarbij de een aan het moorden slaat en de andere aan het protesteren. En waarbij over het hoofd wordt gezien dat beide groepen hetzelfde zeggen en het slechts uitingen zijn van de beide zijden van de ene egodenkgeest.
Uitingen van angst, maar eigenlijk een roep om liefde, gezocht waar het niet te vinden is; ‘Een roepende in de woestijn’.
We zijn daar volkomen blind voor geworden, omdat het naar het onbewuste verdrongen is, dat het over elkaars grenzen gaan en elkaars gedachten proberen op te dringen eigenlijk een omgekeerde uiting is van de onbewuste natuurlijk drang van de denkgeest naar Eenheid, naar Liefde.

Deze natuurlijke drang is nu echter totaal vervormd en totaal omgekeerd, door het verschijnsel projectie, zodat het juist het tegenovergestelde lijkt te zeggen. En dat geldt dus voor beide kanten zowel voor de grensoverschijders, als de grensbewakers. Beide vertegenwoordigers van de twee verschillende zijden van de egodenkgeest, de dualiteit.

Door voor de egodenkgeest als raadgever en gids te kiezen zijn wij, die nog steeds onveranderlijke Geest zijn, volledig de weg kwijtgeraakt en denken en doen (projecteren) precies het tegenovergestelde van wat we eigenlijk ZIJN en eigenlijk WILLEN. En dit komt doordat we ‘vergeten’ zijn dat we één Geest zijn en dus ook één Denkgeest en daardoor alleen nog lichamen en dingen (projecties dus) zien.
We hebben onze projecties afgesneden van hun bron en zien alleen de projecties nog. En de projecties zien eruit als afzonderlijke lichamen, dingen en situaties, omdat we nu geloven in afscheiding en we zien wat we geloven en geloven wat we zien. Met als gevolg dat al onze pogingen om aan onze natuurlijke drang tot eenheid gehoor te geven op de ‘verkeerde’ plaats wordt gezocht.
Lichamen, dingen en situaties kunnen nooit een eenheid vormen, van wegen hun aard en hun doel, namelijk afscheiding.

Zolang we denken en geloven dat de wereld met al zijn, met opzet, met als doel afscheiding geprojecteerde zaken ooit één zal worden, is dat gedoemd tot mislukken en dat is precies wat wij als we voor de egodenkgeest kant van de denkgeest kiezen, willen.

Er is maar één uitweg uit deze krankzinnige doolhof, en dat is terugkeren naar het feit dat er alleen denkgeest is. En dit kan bereikt worden door dit eerst onder ogen te willen zien en dan al onze projecties terug te nemen in de denkgeest, waar ze overigens nooit uit vertrokken zijn, maar wat we wel geloofden dat mogelijk was. Dus door dat geloof terug te nemen en te zien dat er in werkelijkheid niets gebeurt is en dat eenheid alleen mogelijk is in de denkgeest en er alleen denkgeest is en wij niet onze projecties zijn.

En wat zal dit dan betekenen voor de ‘vrijheid van meningsuiting’?
Deze vraag, dit idee zal gewoon verdwijnen, omdat het een overbodige vraag is geworden.
Immers als we terugkeren naar onze bron, dan zien we de werkelijke Eenheid, die van de Geest weer. Alle bedachte grenzen verdwijnen dan eenvoudig vanzelf en wie heeft dan nog behoefte aan ‘vrijheid van meningsuiting’, welke ‘mening’ wil dan nog geuit worden, laat staan verdedigd?

Alleen het zeker weten Liefde te zijn en dat hoeft niet geuit te worden dat IS er gewoon en zal zich vanzelf uitbreiden omdat het simpelweg herkent wordt door de hele ene Denkgeest, die zich weer zijn natuurlijke staat herinnert.
En dat kan zich uiten, zolang we onszelf hier nog in een wereld zien en ‘ervaren’, terwijl we ontwaken uit de droom van afscheiding, via al onze projecties, die nu getuigen van de nu weer zichtbare achterliggende natuurlijke wens tot Eenheid, ook al ziet het er als droombeeld nog hetzelfde uit. Dat is de betekenis van de metafoor van ‘Christus zien in al je broeders’, en dat is niet iets wat je ‘doet’, dat is het logische gevolg van het ons weer herinneren van wat we ZIJN, Geest.

‘Vrijheid van meningsuiting’ kan dus een symbool zijn van de egodenkgeest wens tot afscheiding die bevochten en verdedigd moet worden, of een symbool voor Heilige Geest en dan alleen nog maar gezien als een kans om terug te herinneren in Eenheid in Liefde. Door te zien dat er niets gebeurt is, en onze vergissingen te vergeven, waarna ze simpelweg oplossen in het ‘niets’, wat ze ook al waren.

Ik had dus kunnen volstaan met deze laatste alinea, want dat is het enige wat er aan de hand is.
Maar misschien zijn al die woorden toch een beetje behulpzaam, voor mij in ieder geval wel…

Ook al zijn we in de wereld van de droom niet allemaal ouders/verzorgers verantwoordelijk voor de opvoeding van kinderen, we zijn wel allemaal verantwoordelijk voor de ‘opvoeding’ en ontwikkeling van de egokant van ‘onze’ denkgeest.

Het kan behulpzaam zijn voor het vergevingsproces, het ego (de keuze voor angst) te zien als een eigenwijs, stampvoetend aan driftbuien lijdend, om aandacht vragend angstig kind dat altijd z’n zin wil hebben.
En als een verstandige liefdevolle volwassen ouder (lees: waarnemende/keuzemakende denkgeest welke kiest voor de HG/J , Juist gerichte kant van de denkgeest) er bij te blijven, tegelijkertijd het niet serieus te nemen, niet persoonlijk te nemen het vergeven en het liefdevol te corrigeren, zonder de angst te vergroten.

little miss stubborn

Niemand die gelooft dat de wereld werkelijkheid is, die gelooft dat het lichaam welke een wereld ziet werkelijkheid is, die gelooft dat er problemen in en met die wereld, in en met lichamen, dieren, dingen en situaties zijn die werkelijk zijn, is in staat met oplossingen te komen die alle zogenaamd bestaande problemen kunnen oplossen.
Dat is onmogelijk, van wegen het doel van het werkelijk maken van dit alles.
Deze schijn werkelijkheid waarvan we denken dat we daarin leven en zijn is gemaakt om Werkelijkheid te doen laten vergeten en daardoor schijnbaar te doen laten verdwijnen.
Maar gelukkig is vergeten niet hetzelfde als volledig verdwijnen.

Het doel van deze onwerkelijke wereld teneinde Werkelijkheid te doen laten vergeten is zoveel chaos te maken dat Werkelijkheid achter een sluier van vergetelheid verdwijnt en de focus nu ligt op het herstellen van chaos. Iets wat onmogelijk is, daar chaos gemaakt is om chaos uit te breiden, dus elke actie binnen chaos maakt chaos alleen maar groter.

Kijk maar naar elk denkbaar probleem wat je maar voorbij ziet komen, van klimaat, milieu problemen, het vluchtelingen probleem, geweld, terrorisme, alle conflicten groot en klein waarover dan ook, komen niet voort uit waar ze uit lijken te komen de vorm waarin ze zich vertonen, maar vanuit de wens chaos te maken en uit te breiden.
Er is dan ook geen eenduidige oplossing vanuit chaos mogelijk.
Vandaar dat elke oplossing voor welk probleem dan ook altijd gepaard gaat met nog meer strijd en tegenstrijdigheid, die schijnbaar persoonlijk lijken. En degene met de meeste stemmen binnen de chaos wint en mag de oplossing uitvoeren, welke vroeg of laat toch weer achterhaald wordt, want nogmaals het doel is niet een oplossing te vinden, maar om meer chaos te maken. Dat is de aard van de (ego)denkgeest die zich denkt en geloofd te kunnen afscheiden van Waarheid.
Wat ook al niet mogelijk is, dus hoe kan vanuit iets wat onmogelijk is iets zinnigs komen?!

Ik heb dan ook geen enkele behoefte meer om met mezelf, en met wie of wat dan ook nog wat voor strijd dan ook aan te gaan over iets wat zich in deze geprojecteerde fantasie wereld afspeelt.
Want wat zich lijkt af te spelen in een wereld speelt zich niet af in een wereld, maar in de denkgeest, en lichtbeelden, schaduwen te lijf gaan en denken dat daar de oplossingen liggen heeft een erg hoog Don Quichot gehalte: zinloos.

Het conflict bevindt zich altijd in de denkgeest die kiest voor afscheiding en daar kost wat kost in wil blijven geloven als verdediging tegen Waarheid (God, Liefde) en dat kan alleen door conflicten te vermeerderen. En zo krijgt de bijbelse uitdrukking “Gaat heen en vermenigvuldigt u – Genesis”, een heel andere (ego)betekenis.
Het zou beter zijn te denken, ‘ga’ nergens heen, blijf één. Of zoals ECIW stelt: “ik hoef niets te doen” (T18.VII).

Wat dan te doen met en in een wereld vol conflicten?
Welke wereld, welke conflicten, en wie stelt eigenlijk die vraag?:
Dat wat ‘we’, ‘Eenheid’, eigenlijk zijn, of dat wat zich wil verdedigen tegen Eenheid, van wegen een volstrekt ongegronde angst tegen Waarheid, God, Liefde en dat doet door middel van het verzinnen van een wereld vol met conflicten die alleen maar zijn bedacht om chaos te maken, zodat het ene probleem de onzinnige gedachte dat het mogelijk is af te scheiden van Eenheid, mogelijk lijkt!?

Ware Vergeving reikt een oplossing aan binnen het krankzinnige concept van de onmogelijke wil tot afscheiding van Eenheid. Het ziet alle zogenaamde aardse problemen, die van jezelf en die van anderen (dat is namelijk hetzelfde) groot of klein als één probleem, brengt ze terug naar de bron, de denkgeest, dat gedeelte van de denkgeest dat zich Waarheid nog herinnert (HG/J) en vraagt om door ‘ogen’ (niet de ogen van het lichaam natuurlijk) van Waarheid, van oordeelloosheid te kijken en elke oordeel te vergeven. Het vergeten vergeven.

Vervolgens hoef ik me niet meer af te vragen wat te doen, want dat zal vanzelf vanuit Inspiratie volgen en zal altijd liefdevol zijn, hoe het er ook uit moge zien in de nog steeds droom, maar nu de vergeven droom.
Een mooi aanvulling hierop is deze tekst uit het Handboek voor leraren: (H21.4:6;5:1-9):

“(…)‘Ik doe een stap terug en laat Hem de weg wijzen.’7De leraar van God aanvaardt de woorden die hem geboden worden en geeft zoals hij ontvangt. 8Hij beheerst niet de richting van zijn spreken. 9Hij luistert en hoort en spreekt.
5.Een aanzienlijke belemmering bij dit aspect van zijn leerweg is de angst van Gods leraar over de geldigheid van wat hij hoort. 2En wat hij hoort kan zonder meer heel verbijsterend zijn. 3Het kan ook ogenschijnlijk helemaal niet van toepassing zijn op het voorliggende probleem zoals hij dat ziet, en kan de leraar zelfs met een situatie confronteren die hem in grote verlegenheid lijkt te brengen. 4Dit zijn allemaal oordelen die geen waarde hebben. 5Ze zijn van hemzelf en komen voort uit een armoedig zelfbeeld dat hij achter zich zou kunnen laten. 6Vel geen oordeel over de woorden die tot je komen, maar biedt ze in vertrouwen aan. 7Ze zijn veel wijzer dan de jouwe. 8Gods leraren beschikken over Gods Woord achter hun symbolen. 9En aan de woorden die ze gebruiken geeft Hij Zelf de kracht van Zijn Geest, en verheft ze van betekenisloze symbolen tot de Roep van de Hemel zelf”.

En elke denkgeest, dat wat achter de projectie ‘het persoonlijk lichaam’ schuilt als bron ervan, heeft z’n ‘eigen’ portie vergevingsmateriaal namelijk dat wat de denkgeest achter de projectie van het persoonlijk lichaam aan problemen in zijn ‘leven’, zijn script tegen komt, in interactie met andere projecties, die alleen maar een spiegel zijn van de persoonlijk genomen (ene) afscheidingsgedachte.

De egodenkgeest gebruikt het idee van ‘persoonlijk’ als hulpmiddel om afgescheiden te lijken zijn van Eenheid.
En ook om het idee van dat er ook maar één egodenkgeest is, dus dat er telkens eigenlijk maar één gedachte ten grondslag ligt aan het steeds weer kiezen voor afscheiding, te verbergen.
Door te denken en te geloven een persoon te zijn in een lichaam met een eigen individuele persoonlijkheid lijkt het idee van afscheiding een heel normale gedachte en het komt niet meer in de nu in afscheiding gelovende denkgeest op dat er maar één denkgeest is, die er voor heeft gekozen dit te vergeten, teneinde afscheiding schijnbaar mogelijk te laten lijken.

Zonde, schuld en angst hebben nu makkelijk vat op de in afscheiding en afgescheiden persoonlijkheden gelovende denkgeest.
Ik hoef maar even eerlijk te kijken naar hoe ik reageer op wat er om me heen gebeurt om te zien hoe ik me alles persoonlijk aantrek.
Ik voel me voortdurend persoonlijk aangesproken, beledigd, gevleid, beschuldigd, beschuldigend, aangevallen, verdedigend, op m’n hoede, geliefd, gehaat, enz.
Dat is wat de egodenkgeest denkt en projecteert, omdat deze voor dit doel zo is geprogrammeerd door de (waarnemende/keuzemakende) denkgeest die nog zogenaamd onbewust kiest voor afscheiding.
Zogenaamd onbewust, omdat ‘onbewust’ ook een verdedigingsgedachte is die er voor moet zorgen dat het hele egomechanisme en hoe dat werkt verborgen blijft.

Het is belangrijk dit hele egomechanisme onder ogen te gaan leren zien, want wat niet gezien wordt kan ook niet vergeven worden en ontkracht.
Vandaar dat het belangrijkste onderdeel van het hele vergevingsproces is, leren kijken, en wel heel eerlijk, ongecensureerd en oordeelloos onder leiding van de symbolen voor oordeelloosheid: Jezus en of Heilige Geest.
Dit eerlijk kijken is onmogelijk olv de egodenkgeest, want dat is immers geprogrammeerd om oordelend en niet eerlijk te kijken, om maar niet door de mand te vallen.

Egodenkgeest gedachten kenmerken zich door het altijd persoonlijk gelijk te willen hebben en krijgen.
Dat kan ook een persoonlijk groeps gelijk zijn, maar het kenmerk en het doel is altijd afscheiding.

Dit is een krachtig verdedigingsmechanisme van de egodenkgeest. Vandaar dat we ‘persoonlijk’ ook erg belangrijk vinden en de neiging bestaat dat we de persoonlijkheid koste wat kost willen verdedigen. Ik denk immers dat ik mijn persoonlijkheid ben in een lichaam, en als ik die niet verdedig, zal ik het onderspit delven, en zal mijn persoonlijkheid me worden afgenomen en vernietigd. Dat uiteindelijk het gevecht om de persoonlijkheid huizend in een lichaam toch altijd verloren wordt door de onvermijdelijke dood, verschuiven we liever naar de achtergrond en proberen dat zo lang mogelijk uit te stellen of bedenken hoopvolle mogelijkheden voor na de dood, zoals de persoonlijke ziel, die naar de hemel gaat of naar de hel, of zal reïncarneren, of zal worden gerecycled door de aarde zelf in de natuur.
Allemaal pogingen om de persoonlijkheid te beschermen en intact te houden, niet van wegen het verlies van de persoonlijkheid, maar van wegen de angst terug te herinneren in Eenheid welke volledig onpersoonlijk een grenzeloos is.

Echter als de denkgeest eraan toe is om te ontwaken, komen er barstjes in dit denksysteem, doordat de waarnemende/keuzemakende denkgeest langzaamaan ‘bewust’ wordt, langzaamaan boven het egodenksysteem van alles persoonlijk nemen uitstijgt en zich bewust wordt van de dynamiek van de egodenkgeest en zich afvraagt; is dit wel waar, en is er ook een andere manier, want dit ‘werkt’ niet.

Ware vergeving brengt de denkgeest terug naar de bron waar voorheen onbewust de keuze werd gemaakt voor afscheiding, dus voor de egodenkgeest, en waar nu opnieuw de keuze gemaakt kan worden, nu voor dat gedeelte van de denkgeest dat zogenaamd ‘vergeten’ was; de oordeelloze onpersoonlijke Heilige Geest denkgeest, welke nog steeds onveranderlijk in verbinding staat, de brug vormt, terug naar Eenheid, waar we nooit werkelijk uit zijn weggeraakt.

Alleen onder leiding van de Juist gerichte oordeelloze niet persoonlijke denkgeest (HG of Jezus denkgeest) kan ik eerlijk kijken, zonder oordeel, naar al die ‘persoonlijk’ genomen gedachten. Dat is een leerproces, want de egokant van de denkgeest doet nog steeds mee, is in elke gedachte aanwezig, en zal reacties opwerpen, van weerstand. Bijvoorbeeld dat ik walg van bepaalde gedachten, m’n hoofd afwent voor bepaalde gedachten, dat ik afgeleid wordt, me niet kan focussen op bepaalde gedachten, gewoon ogenschijnlijk ‘niets’ kan denken, een muur van woede voel optrekken, nog sterker lichaamsgericht wordt, enz.
De egodenkgeest is schier eindeloos creatief in zijn verdedigingsgedachten.
Het vereist heel veel bereidwilligheid, overgaven en vertrouwen in het Hulp vragen hierbij aan de Juist gerichte (HG) kant van de denkgeest.

Ook hulp vragen bij een specifiek probleem is een keuze voor hulp vragen aan het ego. Het ego is immers altijd specifiek persoonlijk vormgericht en dus nooit denkgeest gericht.
Ware Hulp vragen is dus hulp vragen op denkgeest niveau, daar waar de gedachten beginnen en vervolgens geprojecteerd worden.
Vandaar nogmaals dat gedachten leren herkennen en leren onderkennen zo belangrijk is bij het leren van Ware Vergeving.
Specifieke problemen worden op deze manier alleen nog gezien als reminders om terug te keren naar hun bron, de denkgeest. Ze worden niet meer als specifieke, serieuze persoonlijke aanvallen gezien, maar als vergevingskansen.

Dit wordt onvermijdelijk in het proces als heel lastig ervaren, omdat er ook maar één egodenkgeest is, die alle verdedigingsgedachten bevat die maar mogelijk zijn. Dat betekent dat we allemaal dezelfde egogedachten hebben in de ogenschijnlijke persoonlijke egodenkgeest.
Dus het hele ego arsenaal van de serieverkrachtende, fascistische, terroristische zelfmoordenaars, tot de altijd voor iedereen klaarstaande barmhartige, zichzelf volledig wegcijferende wereldredder/verbeteraar, en alle tinten grijs die maar mogelijk zijn daar tussenin.
En om dit ene totaal krankzinnige vernietigende mechanisme van de ene egodenkgeest ogenschijnlijk waar te kunnen maken, is dit hele ene waanzinnige egodenkgeest pakket netjes verdeeld over miljoenen schijnbaar aparte persoonlijkheden, zodat het niet zo opvalt en er een soort vertekend evenwicht tussen goed en kwaad lijkt te zijn.

Als dat bewustzijn van weten dat er altijd maar één egodenkgeest is, ook al lijkt het dat er miljarden persoonlijke vormen en variaties zijn, groeit  dan hebben we echt de oordeelloze onpersoonlijke Hulp van de HG kant van de denkgeest nodig om hier überhaupt naar te durven kijken.

Maar voor Ware Vergeving hebben we al dat egodenkgeest materiaal wel nodig, helemaal van a t/m z, omdat het niet is wat het lijkt zoals het zich heeft geprojecteerd, maar slechts een onmogelijke verdediging tegen Eenheid, tegen Liefde, tegen God is.
Alleen als ik al mijn gedachten niet meer ‘persoonlijk’ neem en ze daardoor ongecensureerd naar boven durf te laten komen, en ernaar leer kijken olv de onpersoonlijke kant van de denkgeest: HG/J,  kan ik Ware Vergeving beoefenen.
En alleen dan kan ik zien en ervaren dat het allemaal ‘onschuldig’ is en er niets gebeurt is in en met de Werkelijkheid.

Naarmate het proces van ontwaken uit de droom vordert wordt de denkgeest steeds transparanter. Dit is een logisch gevolg van het opruimen (vergeven) van de blokkades die de denkgeest die wil ‘vergeten’ (vergeten dat deze denkgeest is en niet een lichaam) opgeworpen heeft. Het lijken massieve blokkades, maar het zijn niet meer dan ‘gedachten’ sluiers van vergeten.
De ervaring bij het opruimen (vergeven)  van de blokkerende gedachten, is dat ze wel heel massief voelen, vooral ook door de emoties waar het onder ogen zien en het vergeven mee gepaard gaat. Dit alles is ook slechts weer een verdediging van de denkgeest die bang is ontmaskerd te worden als zijnde slechts een gedachte, een idee, een fantasie. Dat betekent immers dat het zorgvuldig opgebouwde en verzonnen verhaal dat er geen denkgeest is, maar alleen lichamen in een wereld, in duigen zal vallen en de zorgvuldige nieuwe niet bestaande identiteit van de egodenkgeest een lichaam te zijn, een persoontje, met een eigen verhaal ook doorzien zal worden en daardoor verdwijnen.

De denkgeest echter is niet zozeer bang dat het zijn bedachte lichaam en persoonlijkheid zal verliezen, want ergens weet de denkgeest ook wel dat dat slechts een verzinsel, een droom is. Waar de denkgeest wel doodsbang voor is, is het blootleggen van zijn geloof in zonde, schuld en angst. Want als die blokkade verdwijnt staat de denkgeest (zo gelooft deze) oog in oog met de god die wraak zal willen nemen en woedend zal zijn, omdat de (verloren) ‘zoon van god’ ervandoor is gegaan en voor zichzelf wilde beginnen. Het geloof in zonde, schuld en angst houdt deze verborgen angst voor god verborgen en projecteert het als een wereld buiten zichzelf, met als doel de oorsprong te vergeten zodat nu de zonde, schuld en angst buiten mij waar te nemen is in een wereld die voor 100% vanuit het geloof in zonde, schuld en angst komt en als enige waarheid wordt gezien.

Ook van deze fantasie gedachte weet de denkgeest, (namelijk dat gedeelte van de ene denkgeest dat nog steeds verbonden is met Eenheid, Waarheid, Liefde, God), ergens nog dat de gedachte niet waar kán zijn en slechts een verdediging is tegen niets.
Dus ook  het geloof in zonde, schuld en angst, als verdediging tegen de Liefde van God is een verzinsel en niet waar.

Naarmate dat gedeelte van de ene denkgeest dat zich begint te herinneren en bereid is zich volledig te herinneren, zich steeds meer gáát herinneren en de blokkades transparanter worden en laag voor laag zullen oplossen in ‘weten’, zal er ook steeds meer helderheid ontstaan.
Wat een logisch gevolg is van het verdwijnen van de blokkades. De met opzet aangebrachte grenzen zullen worden doorzien en door ze te vergeven zullen ze verdwijnen, waardoor de eenheid van alles steeds zichtbaarder wordt.
Dit kan ervaren worden als een steeds groter wordende alertheid, het makkelijker doorzien van de blokkades die de egodenkgeest nog steeds opwerpt, maar deze steeds minder persoonlijk nemen en steeds minder als aanval of verdediging zien. De oorspronkelijke opzet van de egodenkgeest, namelijk verdediging tegen Eenheid, Waarheid, God, Liefde, zal meer en meer worden doorzien en ontmanteld.

Echter de egodenkgeest doet ook nog gewoon mee, er is immers maar één denkgeest, welke alles omvat, dus ook de egodenkgeest. De egodenkgeest bevind zich nog steeds in Eén, en alleen denkt en gelooft dat het zich kan afscheiden van één, maar aangezien dat onmogelijk is, is het niet gebeurt, en is en blijft het slechts een fantasie alleen in stand gehouden door het geloof erin.
En dit onmogelijke stukje zich vergissende egodenken zal deze toenemende helderheid ook weer gaan misverstaan, omkeren en projecteren als iets speciaals, bijvoorbeeld als speciale kracht in een lichaam dat dan helderziend genoemd wordt.
Weer, niet van wegen de wil een lichaam te maken met speciale krachten, maar om het onderliggende geloof in zonde, schuld en angst te verbergen.

De steeds helder wordende waarnemende denkgeest zal ook deze verdediging van de nog steeds aanwezige ego gedachten steeds beter en bewuster gaan doorzien en gaan beseffen dat er een keuze gemaakt kan worden tussen dit ego denken en het Eenheids denken.

De toenemende helderheid van de denkgeest kan opnieuw worden misbruikt als er opnieuw gekozen wordt voor het egodenken, of worden her-gebruikt als er wordt gekozen voor dat gedeelte van de denkgeest dat ‘weet’ en zich verbonden weet met zijn ware aard: Eenheid, Waarheid, Liefde, God.
In het eerste geval, dus keuze voor het egodenken, zal de helderziendheid als speciaal worden gezien en als iets van het lichaam en ook als zodanig in de wereld worden gezet, of als er opnieuw wordt gekozen voor Juist gericht denken, zal de helderziendheid gezien worden als logisch gevolg van het wegvallen van de blokkades, waardoor er een toenemend grenzeloos denken zal worden ervaren, waarbij alle blokkades, dus alle egogedachten worden gezien, en doorzien maar niet meer persoonlijk worden genomen en de drang tot aanval of verdediging steeds zwakker wordt doordat deze wordt doorzien.

Dat is even wennen voor de steeds minder persoonlijk gerichte denkgeest, die nu werkelijk alle ego-mogelijke-gedachten voorbij ziet komen, doordat de ‘speciale’ persoonlijkheids grenzen vervagen en tenslotte verdwijnen.
Dan wordt duidelijk dat alle ego gedachten die ooit gedacht zijn, gedacht worden en nog gedacht zullen worden al hebben plaatsgevonden en dat al die zelfde egogedachten zich met elke gedachte, binnen het geloof in tijd en ruimte zich voortdurend herhalen. Allemaal, zowel de ogenschijnlijk leuke en aardige, maar ook de meest moordlustige, vernietigende gedachten. En dat slechts het geloof in speciale aparte lichamen dit hele pakket aan geprojecteerde gedachten de schijn van overzichtelijkheid geeft, door elk geprojecteerd lichaam van een portie van deze egogedachten te voorzien, zodat het nu lijkt alsof er miljarden aparte lichamen zijn met bepaalde karaktertrekken en eigenschappen. Grof onder te verdelen in goed en kwaad.

De ontwakende denkgeest krijgt dit allemaal in één keer binnen. Er ontstaat een enorme grenzeloze alertheid waarbinnen alles gezien en gehoord, kortom waargenomen wordt.
Gelukkig leert de tot werkelijkheid ontwakende denkgeest tegelijkertijd ook dat dit zo werkt en zal dit alles voorbij zien komen razen, maar leren het niet meer persoonlijk te nemen en het gaan zien als bewijs dat wat de egodenkgeest denkt en gelooft niet waar kán zijn en op z’n best nog bruikbaar is als vergevingsmateriaal en vergevingskans.

Neemt niet weg dat het proces van alert wordende helderheid, het proces van grenzeloos worden van de denkgeest, gepaard gaat met de nodige schrik, verwarring, verbazing, ontzetting, weerstand, want het stukje geloof in egodenken reist nog steeds mee, ook al wordt het steeds zwakker en wordt er niet meer 100% in gelooft. Het Eenheids, Waarheids idee is op zich een simpel idee, maar wordt niet als gemakkelijk ervaren in z’n uitvoering op z’n zachts gezegd.

Daarom zegt ECIW ‘doe het niet alleen’, wat betekent ga dit proces liever niet aan onder leiding van het egodenken, dus onder leiding van het geloof dat er een ik is die het proces aangaat als lichaam (bijvoorbeeld) Annelies, want dan verandert er helemaal niets, en blijft het egodenken gewoon intact, omdat dan de focus nog steeds ligt op het veranderen van de wereld en een ‘mij’ en anderen als lichaam en zoals we hebben gezien, er is geen wereld, er zijn geen lichamen, er is alleen een geloof in een wereld en in lichamen.

Het ‘doe het niet alleen’ is de uitnodiging ‘Hulp’ te vragen bij dit proces van ‘Helder Zien’, aan dat gedeelte van de denkgeest dat zich ‘Herinnert’, in ECIW wordt deze hulp symbolisch Heilige Geest en of Jezus genoemd.
Door Heilige Geest en of Jezus symbolisch een hand te geven, verbind ik mij als denkgeest met de herinnering aan Waarheid, Eenheid, God, Liefde, en geef ik al mijn blokkades die ik tegen kom in mijn dagelijkse leven aan Hen, door eerst eerlijk oordeelloos alle oordelen onder ogen te zien, niets achter te houden en te Vergeven. Het soort Vergeving dat weet en ziet dat er in werkelijkheid niets gebeurt is dat in staat is Werkelijkheid te vernietigen.

 

 

Het is de denkgeest die besluit, niet het lichaam Annelies, of een ander lichaam. Ook niet een Heilige Geest en of een Jezus die als extra cadeautje in het lichaam Annelies zijn gepland door God en haar tot een bepaald besluit brengen.
Er is geen wereld, er zijn dus ook geen lichamen waar binnen ook maar iets kan gebeuren.
Het is de waarnemende/keuzemakende denkgeest, dat stukje bewustzijn dat zich bewust is van beide keuzemogelijkheden, welke de keuze kan maken voor angst (egodenkgeest) of voor Liefde (Heilige Geest/Jezus, dat gedeelte van de denkgeest dat symbool staat voor het Herinneren), door de keuze voor angst (ego) volledig te doorzien in alles en de onmogelijkheid ervan volledig doorziet, vergeeft en daardoor vanzelf de andere overgebleven onvermijdelijke keuze maakt, voor Liefde, Eenheid, Waarheid, God.
Het is de denkgeest die besluit, omdat deze eraan toe is en niet langer kán en wil geloven in afscheiding, er helemaal klaar mee is, en zich alleen nog maar terug kan herinneren in wat deze is: Eén in God, Eén in Waarheid, Eén in Zelf, Eén in Liefde. Het is een onvermijdelijk besluit en nog het enige besluit dat schijnbaar kan worden genomen en zal worden genomen, een natuurlijk besluit, zonder dwang, zonder moeite.

En wat/wie is het dat zich dan nog afvraagt, wat dan te ‘doen’ in een wereld met een lichaam? Dat kan niets anders zijn dan een vraag van de denkgeest die nog niet toe is aan het feit dat er geen wereld is, dat er geen lichamen zijn, maar alleen denkgeest. De denkgeest die nog vasthoud aan angst omdat deze nog gelooft in zonde, schuld en angst. De denkgeest die in zijn geprojecteerde fantasieën, nog gelooft in een lichaam te zijn dat van alles moet doen, levend in een wereld tussen andere lichamen, dieren, dingen en situaties.
De denkgeest die weet, doorziet, bereid is tot Ware Vergeving, wat inhoud volledig doorziet dat er ‘niets’ gebeurt is, dat Eenheid, Liefde, Waarheid ongeschonden en Héél zijn gebleven, zal in totale grenzeloze vrijheid verkeren. En zolang er dan nog schijnbaar ervaren wordt in een wereld zal elke nog te maken keuze in een schijnbare wereld, door een schijnbaar lichaam, moeiteloos vanuit de nu totale vrije denkgeest welke ‘Weet’ gemaakt worden. Niet om een betere wereld of een beter lichaam, een beter mens te worden, maar omdat de volledig ontwaakte denkgeest eenvoudig niet anders kán en niet meer kán kiezen voor het geloof in zonde, schuld en angst (ego). Onnodig te zeggen dat keuzes vanuit Liefde, vanuit een volledig ontwaakte en vrije denkgeest alleen maar liefdevol kunnen zijn en niets te maken hebben met veranderingen in een niet bestaande wereld. Zolang de keuze nog uitkomstgericht, resultaatgericht, vormgericht is is het nog steeds de ego kant van de denkgeest die de keuze maakt voor zonde, schuld en angst. Dat is niet fout, laat staan zondig, maar alleen een waardevol hulpmiddel om te leren herkennen in hoeverre ‘ik’ de waarnemende/keuzemakende denkgeest er aan toe is de andere keuze in vol Vertrouwen te nemen, een keuze welke ‘vanzelf’ genomen zal worden als alle keuzes voor zonde, schuld en angst als vergevingsmateriaal en vergevingskans worden gezien. Dat is dan tevens de nieuwe functie van de zich volledig bewust geworden denkgeest.

Terug herinneren in Eenheid, in Waarheid, in Liefde, in God is onvermijdelijk, omdat er nooit uit is weggegaan, dat is waar het verhaal van de verloren zoon over gaat. En bedenk dat ECIW ons hier als denkgeest aanspreekt, niet als lichaam, want zoals we gezien hebben, er is geen lichaam, alleen een gedachte, een droom over een lichaam, gedroomd door de denkgeest die droomt van afscheiding. En ook al lijken dromen heel echt, ze zijn er niet om letterlijk genomen te worden, maar om als symbool gezien te worden, zoals alles wat de denkgeest ervaart in de wereld een verhaal is, en alleen als een symbool kan worden gezien:

“Luister naar het verhaal van de verloren zoon en verneem wat Gods
schat is en die van jou: deze zoon van een liefdevolle vader verliet zijn
thuis en meende dat hij alles had verbrast aan niets van enige waarde,
hoewel hij toentertijd de waardeloosheid ervan niet inzag. Hij schaamde
zich ervoor naar zijn vader terug te keren, omdat hij dacht dat hij hem had
gekwetst. Maar toen hij thuiskwam verwelkomde de vader hem vol
vreugde, omdat de zoon zelf zijn vaders schat was. Hij wilde niets anders” (T8.VI.4:1-5).

Nog steeds heel actueel, dus nog maar een keertje, beetje aangepast hier en daar, herbloggen.

illusje

Dit wordt een stuk wat waarschijnlijk alleen begrepen kan worden door diegene die de Cursus doen. Want speciale haat onder ogen durven en leren zien is onmogelijk als niet begrepen wordt waar het vandaan komt en waar het voor dient.

Haat, de wereld is gemaakt vanuit haat, want haat is een projectie van afscheiding. Dat kan niet anders want het enige wat IS is Liefde, Eenheid en deze is onveranderlijk. Dat wat wij ervaren in onze wereld is alles behalve een uiting van Liefde en onveranderlijke Eenheid, dus moet het wel het tegenovergestelde zijn, en het tegenovergestelde van Liefde is haat en het tegenovergestelde van Eenheid is afscheiding, ziedaar dat wat wij onze wereld noemen, inclusief hoe we over onszelf denken.
Deze geprojecteerde zelfhaat en ‘alles-en iedereen haat gedachten’ zit verborgen achter de bijbehorende projecties.
Heel slim verborgen, zodat het bijna niet te zien is en simpelweg wordt ‘vergeten’.

Een…

View original post 1.044 woorden meer

Ondanks het feit dat de Cursus zelf stelt: ‘This is a very simple course (T-11.VIII.1:1).’, ontstonden er onmiddellijk na het uitkomen van ECIW de nodige misverstanden.
Hieronder vindt je een Lighthouse artikel van Gloria en Kenneth Wapnick over die misverstanden die ontstonden meteen na het uitkomen van de Cursus en die nog steeds ontstaan, wat betreft het begrijpen van de inhoud van Een cursus in wonderen.
Zoals je ziet is het in het Engels, het is nog niet vertaald.

Echter er is wel een ander artikel wat dit onderwerp ook behandelt en wel is vertaald, namelijk door de Nederlandse ‘Vraag&Antwoord Service’.
Je kan dat artikel daar in het Nederlands lezen, met de titel: ‘De geschiedenis van de manuscripten van Een cursus in wonderen.’, onder deze link: http://www.eciw.nl/V&A/V1386.htm

Maar hier volgt dus het originele Lighthouse artikel uit: Volume 4 Number 4 December 1993.

A SIMPLE, CLEAR, AND DIRECT COURSE

A common source of misunderstanding for students of A Course in Miracles lies in not recognizing the original context for the scribing which was directly personal to Helen Schucman and William Thetford. Jesus’ “notes” (his word) to Helen were a mixture of personal messages and the objective teaching. Even though the more informal nature of the latter dropped off as the scribing progressed, we continue to find subtle references to Helen and her reluctance to learn the Course all the way through, as seen for example in “The Simplicity of Salvation,” the first section in Chapter 31 of the text. One reason for the writing of Absence from Felicity: The Story of Helen Schucman and Her Scribing of A Course in Miracles was to clear up any potential confusion as to the meaning of many passages, and of the Course itself. As is discussed at length in that book, Helen was in great conflict regarding A Course in Miracles as it was coming through her. While she had no questions whatsoever about the “voice’s” identity as Jesus, nor of the absolute truth of his words to her, the Course did arouse tremendous anxiety as its message was totally antithetical to her personal thought system. She was therefore in the uncomfortable position of writing down (over a seven-year period!) a document that undermined her ego’s very existence.

As a result of her great ambivalence—loving and being devoted to Jesus on the one hand, and terrified on the other of the implications to her ego of such devotion—Helen on occasion would attempt to disprove the legitimacy of the Course’s author, not to mention his message. Jesus gently chided her over these attempts, which, again, are documented in Absence from Felicity. And when these attempts would fail, Helen would then argue that this Course was too difficult and demanded too much of her. While some of Jesus’ responses to Helen were taken out of the published edition of the Course, as directed by Jesus himself, enough have remained to allow the reader to see the importance to Jesus of the simple, clear, and direct nature of the Course he was giving to Helen and to the world. It is the purpose of this article to underscore this very important aspect of A Course in Miracles—which emerges from Helen’s direct and personal experience of scribing the Course from Jesus, which allowed her in turn to experience his relationship with the Course—as a help for students who are becoming confused about the “different interpretations” of the Course that are being offered by its students and commentators.


Simple, Clear, and Direct

As A Course in Miracles becomes more and more popular, one can sample among students an increasing number of written and spoken commentaries that purport to express what the Course teaches. However, it is difficult to reconcile many of these positions with the very clear and unequivocal position Jesus himself took regarding his Course, which he most certainly did not see as being complex, difficult to understand, or open to interpretation, as he reminded Helen many times. The following statements from A Course in Miracles are illustrative—though not exhaustive—of his attitude:

This is a very simple course (T-11.VIII.1:1; italics ours).

The reason this course is simple is that truth is simple (T-15.IV.6:1; italics ours).

Like the text for which this workbook was written, the ideas used for the exercises are very simple, very clear and totally unambiguous. We are not concerned with intellectual feats nor logical toys. We are dealing only in the very obvious, which has been overlooked in the clouds of complexity in which you think you think (W-pI.39.1:2-4; italics ours).

… how direct and simple the text is (W-pI.39.2:5; italics ours).

You have surely begun to realize that this is a very practical course, and one that means exactly what it says (T-8.IX.8:1; italics ours).

This course offers a very direct and a very simple learning situation, and provides the Guide Who tells you what to do (T-9.V.9:1; italics ours).

It is important to note here that by “simple” Jesus does not mean simplistic or simple-minded. A Course in Miracles is simple because it says only one thing, without deviation, and without compromise:

How simple is salvation! All it says is what was never true is not true now, and never will be. The impossible has not occurred, and can have no effects. And that is all (T-31.I.1:1-4; italics ours).

This next passage, dealing with the answer of forgiveness to all problems, can certainly also represent Jesus’ view of A Course in Miracles—his answer to Helen and Bill’s request for “another way”:

… for here we have an answer, clear and plain, beyond deceit in its simplicity. All the complexities the world has spun of fragile cobwebs disappear before the power and the majesty of this extremely simple statement of the truth (W-pI.122.6:6-7; italics ours).

In response to Helen’s complaints about the difficulty of the Course he was teaching her, Jesus responded with the following passages, so that she would understand that his words—the reflection of the Holy Spirit’s purpose and God’s truth—could not be misunderstood and, moreover, require no interpretation:

In fact, in order to be simple it [the Holy Spirit’s purpose] must be unequivocal. The simple is merely what is easily understood, and for this it is apparent that it must be clear (T-17.VI.1:2-3; first and third italics ours).

Reflections are seen in light. In darkness they are obscure, and their meaning seems to lie only in shifting interpretations, rather than in themselves. The reflection of God needs no interpretation. It is clear (T-14.IX.6:1-4; italics ours).

Therefore, “shifting interpretations” of what Jesus is teaching in A Course in Miracles can only come about when people are in the “darkness” of their wrong minds, and are unconsciously perverting the “reflection of God,” which “needs no interpretation.”

Finally, in light of Helen’s (and all students’) proclivity for projection of guilt onto God and him, Jesus made this very clear statement to her:

I have made every effort to use words that are almost impossible to distort, but it is always possible to twist symbols around if you wish (T-3.I.3:11).


Different Interpretations

It should be evident from these few quotations how Jesus viewed his book. Nevertheless, it has not prevented students from believing that A Course in Miracles can be subject to different and equally valid “interpretations,” nor from twisting its symbols around to suit their ego’s wishes. Can you imagine Helen saying to Jesus: “I understand what you are saying to me and teaching in this Course, but I think there is another interpretation you can give to this section and to these ideas that you have just dictated.” In all the years Helen and I (Kenneth) spent in going over the Course, both in preparation for the published edition, as well as in discussing different portions from the three books, it never once occurred to either of us that there might be another possible explanation for what Jesus was teaching so clearly and directly.

In this regard, I (Kenneth) remember in the very early years of the Course’s publication having a discussion with Helen about an individual who was attempting to teach the Course without really understanding it, and maintaining that it was saying something it was not, taking sentences out of context to prove his point. Helen was furious and incredulous at the same time: furious at the person for his arrogance in teaching something he clearly had no comprehension of, but pretended that he did; and incredulous at the idea that there would actually be people claiming that A Course in Miracles said something it obviously did not mean, and arrogantly believing they were right.

While she was not always happy with the Course’s teachings, Helen never forgot Jesus’ statements about its simplicity, clarity, and directness. And as has been documented in Absence from Felicity, she had little tolerance for those who sought to distort the Course’s teachings for the glorification of their own egos. Helen’s integrity was such that even though she had difficulty in applying the principles of A Course in Miracles to her own life, which she always readily admitted to, she never once attempted to change what it said to meet her ego’s needs. Specialness, after all, is only a problem when it is denied, leading inevitably to projection onto others. We are not asked by Jesus in his Course to be without the limitations imposed by our specialness, but only to escape the terrible burden of guilt we place upon ourselves (M-26.4:1-2), a burden which is maintained by our stubborn refusal to acknowledge the ego thought system we have made real and accepted within our minds. Honesty with oneself regarding the investment in specialness is essential to the process of forgiveness, for it undoes denial and projection, the ego’s “double shield” that protects its guilt and therefore its own existence. That is why Jesus pleads with us in the text:

Watch carefully and see what it is you are really asking for. Be very honest with yourself in this, for we must hide nothing from each other…. Think honestly what you have thought that God would not have thought, and what you have not thought that God would have you think. Search sincerely for what you have done and left undone accordingly, and then change your mind to think with God’s (T-4.III.8:1; T-4.IV.2:4-5).

Once again, A Course in Miracles is simple, clear, and direct in its teachings. It is the wrong mind that weaves the obscuring webs of complexity.

It is always helpful as a point of reference, to ensure that one does not get off-track when working with the Course, to keep in mind the original instant of separation when we chose against God and experienced the seeming effects of that choice. That ontological moment not only contains the original error, but is the source of all the succeeding ones as well, including the one we are discussing here. Yet, therein too is found the only answer to all problems: the Holy Spirit’s forgiveness. As the text explains:

Each day, and every minute in each day, and every instant that each minute holds, you but relive the single instant when the time of terror took the place of love.

And that instant is the

tiny tick of time in which the first mistake was made, and all of them within that one mistake…. [It also holds] the Correction for that one, and all of them that came within the first (T-26.V.13:1; 3:5).

And so we relive that moment when we believed in the reality of the separation, and took seriously the “tiny, mad idea.” Thus we became convinced that we could be different and therefore separate from our Creator and Source, with Whom we can only exist in perfect oneness and love. We believed in our insanity that there could be different interpretations of reality, and that the simple, clear, and direct truth of God’s Heaven could be discussed and debated. And that, in fact, our interpretation was every bit as valid, if not more so, than God’s.

Imagine the arrogance of the Son who believed not only that he could be right while God’s truth was wrong, but also was convinced that his happiness resided in his being right. The clarity of this single error of separation quickly was obscured by the complexity of the ego’s thought system. This complexity then was reflected in the projection of the separation thought which became the physical universe, wherein was contained the glorification of the Son’s newly-won separated individuality and triumph over God—his specialness as a self-created being, a seeming travesty of God’s perfect and unified creation. The ego’s attempt to use the world’s complexity to conceal the origin of the one error is dramatically described in the following passage from the text:

You who believe that God is fear made but one substitution. It has taken many forms, because it was the substitution of illusion for truth; of fragmentation for wholeness. It has become so splintered and subdivided and divided again, over and over, that it is now almost impossible to perceive it once was one, and still is what it was. That one error, which brought truth to illusion, infinity to time, and life to death, was all you ever made. Your whole world rests upon it. Everything you see reflects it, and every special relationship that you have ever made is part of it.

You may be surprised to hear how very different is reality from what you see. You do not realize the magnitude of that one error. It was so vast and so completely incredible that from it a world of total unreality had to emerge. What else could come of it? Its fragmented aspects are fearful enough, as you begin to look at them. But nothing you have seen begins to show you the enormity of the original error, which seemed to cast you out of Heaven, to shatter knowledge into meaningless bits of disunited perceptions, and to force you to make further substitutions.

That was the first projection of error outward. The world arose to hide it, and became the screen on which it was projected and drawn between you and the truth (T-18.I.4:1-6:2).

The hallmark of this newly-emergent dream of miscreation is that truth is relative and subject to different interpretations. This was the famous position taken by the Greek Sophists, who became enshrined in history through Plato’s Dialogues, where their arrogance is exposed and countered by Socrates’ repeated demonstrations of their ignorance, and his teaching that truth is absolute and not subject to whatever the Sophists would have it be. This argument continues today, and students of A Course in Miracles familiar with the section “The Laws of Chaos” will recall this important statement of the ego’s first law, which is based in part upon the original Sophist argument:

The first chaotic law is that the truth is different for everyone. Like all these principles, this one maintains that each is separate and has a different set of thoughts that set him off from others. This principle evolves from the belief there is a hierarchy of illusions; some are more valuable and therefore true. Each one establishes this for himself, and makes it true by his attack on what another values. And this is justified because the values differ, and those who hold them seem to be unlike, and therefore enemies (T-23.II.2).

Differences in interpretation of A Course in Miracles thus become the rallying cry of those hellbent on proving the reality of their perceived separation from God and from certain members of the Sonship.


The Fear of Truth

The workbook says that “Nothing the world believes is true” (W-pI.139.7:1), because the world was made “to be a place where God could enter not, and where His Son could be apart from Him” (W-pII.3.2:4). It follows then that when truth presents itself to us within the dream, as in A Course in Miracles for example, the ego mind must inevitably distort and change it, since the ego is the thought that it can change the truth of God’s creation into something else. And thus it is equally inevitable that we will not know who we are as Christ, God’s one Son, because the dream we call the world of separation and differences was made by us to be a place where our true Home and Identity would be forgotten. Therefore, as long as we believe we are here, we will be forever uncertain of who we and our brothers truly are. And so Jesus says about the world: “It is a place whose purpose is to be a home where those who claim they do not know themselves can come to question what it is they are” (W-pI.139.7:2). The conclusion of the ego’s plan is that all who come to this world enter as amnesiacs, having drawn a veil of forgetfulness across their minds to cover their true Identity, having substituted for it a parody of their true Self.

The explanation for our adamant refusal to accept the truth as true, therefore, lies in the investment we have in our individual identities. The ego tells us that without this—our specialness—we would then disappear into the “oblivion” of God. For accepting our reality as part of the unified Christ, is to accept the Atonement principle that the impossible never occurred. Therefore the ego—the belief in the reality of the separated and differentiated self—does not exist. To the extent that one believes in this false self—and everyone who comes into this world does believe in it—to that extent will the Course’s teachings of undoing specialness be experienced as threatening and fearful. Jesus uses the circumstances of his own murder as an example of the ego’s fear of the truth:

Many thought I was attacking them, even though it was apparent I was not. An insane learner learns strange lessons. What you must recognize is that when you do not share a thought system, you are weakening it. Those who believe in it therefore perceive this as an attack on them. This is because everyone identifies himself with his thought system, and every thought system centers on what you believe you are (T-6.V-B.1:5-9).

It would logically follow then that the investment in preserving one’s specialness would inevitably lead a student of A Course in Miracles to become frightened of what it truly teaches. A world of duality, differentiation, specialness, and individual identity cannot be long sustained in the presence of the teachings that reflect the perfect Oneness of God and Christ, and which lead the student to that state of oneness. Therefore, as students read the Course through the eyes of specialness, their wrong minds caution them to be careful of the truth which threatens their existence. The process can be described as follows: 1) having chosen the ego as our teacher, a message goes from the wrong mind to the brain not to see what is written; 2) we then are instructed to deny the Course’s simplicity, clarity, and directness; and 3) we are then directed to substitute complexity, confusion, and divergence from the Course’s message. Building upon Shakespeare’s famous statement from “The Merchant of Venice” about the devil citing scripture for his purpose, Jesus states in the Course:

Nothing the ego perceives is interpreted correctly. Not only does the ego cite Scripture for its purpose, but it even interprets Scripture as a witness for itself (T-5.VI.4:3-4).

… the ego, under what it sees as threat, is quick to cite the truth to save its lies. Yet must it fail to understand the truth it uses thus. But you can learn to see these foolish applications, and deny the meaning they appear to have (W-pI.196.2:2-4).

We thus can see that the ego, being no one’s fool, realizes that it is better to “join” the truth, rather than oppose it. It counsels the unknowing students that they would be better served to bring the truth to illusion for interpretation, rather than, as the Course repeatedly advocates, to bring their illusions to the truth. The form this takes is that students, under the guise of loving and honoring Jesus’ teachings, actually subvert the meaning of his words to read what they would like them to say, rather than what the words in truth do say. And all this without the students’ conscious awareness of their ego’s insidiousness.

Jesus discusses this ego dynamic in several places in the Course as an explanation for why students would choose to obfuscate, distort, or change the simplicity of his teachings. And clearly, it is not only Helen’s resistance Jesus was addressing in these passages, but everyone who chooses to be so tempted. We begin with a passage that was specifically meant to help Helen undo her ego’s attempts at obscuring the simple truths of the Course’s teachings:

This course is perfectly clear. If you do not see it clearly, it is because you are interpreting against it, and therefore do not believe it…. I am leading you to a new kind of experience that you will become less and less willing to deny. Learning of Christ is easy, for to perceive with Him involves no strain at all. His perceptions are your natural awareness, and it is only the distortions you introduce that tire you. Let the Christ in you interpret for you, and do not try to limit what you see by narrow little beliefs that are unworthy of God’s Son (T-11.VI.3:1-2,6-9).

And yet it is the “little beliefs” of specialness that so often lead students of A Course in Miracles to interpret its message from their wrong minds, meanwhile believing otherwise. They are not aware that they have an unconscious investment in correcting Jesus, proving that he is wrong while they are right, still maintaining that they are not as God created them, and in fact know better than He who they truly are. To all of these fearful ones who would seek to substitute their littleness for the magnitude of Christ, Jesus counsels in this confluence of two passages from the Course: Ask not of one’s petty strength—the tiny wings of the sparrow—how, with mighty power, the eagle soars (T-20.IV.4:7; manual, p. 8; M-4.I.2:1-2).

That the ego distorts A Course in Miracles is brought up again several chapters later, with Jesus emphasizing once more that without the ego’s involvement his Course would be readily understandable:

Being so simple and direct, this course has nothing in it that is not consistent. The seeming inconsistencies, or parts you find more difficult than others, are merely indications of areas where means and end are still discrepant…. This course requires almost nothing of you. It is impossible to imagine one that asks so little, or could offer more (T-20.VII.1:3-4,7-8).

Denying one’s attachment to specialness, and therefore one’s need to compromise the Course’s clear, simple, and direct truth, follows inexorably from having chosen to study it through the lens of the wrong mind. This is an inevitable occurrence once one is in the dream we call the world, and is certainly not sinful nor unexpected. However, it is a mistake not to recognize these dynamics of specialness and bring them to Jesus, so that we, together with him, may look on them without judgment or guilt, thus dispelling their seeming darkness. Without Jesus’ help, we would be oblivious to the ego’s lies; and therefore they would continue indefinitely under the protection of denial, only to lead to further distortions and misinterpretations of the Course through the dynamic of projection: all this being painfully reminiscent of what was originally done with Jesus’ message two thousand years ago.

In the section immediately following “The Laws of Chaos,” Jesus discusses more specifically the ego’s wrong-minded attempts to compromise truth by rationalizing away attack thoughts with smile-filled wrappings whose purpose is to conceal the gift of murder that lies underneath: another example of the ego’s ongoing efforts to bring illusion into truth so that we would think they are the same. This of course reflects the original mistake of equating our illusory ego selves with God. Thus he writes:

This course is easy just because it makes no compromise. Yet it seems difficult to those who still believe that compromise is possible. They do not see that, if it is, salvation is attack (T-23.III.4:1-3).

No compromise is possible with the simple truth, and the following three passages are Jesus’ even more pointed reminders to his students that they are truly terrified of his Course, and so are unwilling to “pay the price” of giving up their specialness. In their insanity they would choose the “freedom” of their individual uniqueness and self-importance over the “imprisonment” of the truth that would only make them free:

We have repeated how little is asked of you to learn this course…. And being true, it is so simple that it cannot fail to be completely understood. Rejected yes, but not ambiguous. And if you choose against it now it will not be because it is obscure, but rather that this little cost seemed, in your judgment, to be too much to pay for peace (T-21.II.1:1,3-5).

This course has explicitly stated that its goal for you is happiness and peace. Yet you are afraid of it. You have been told again and again that it will set you free, yet you sometimes react as if it is trying to imprison you. You often dismiss it more readily than you dismiss the ego’s thought system. To some extent, then, you must believe that by not learning the course you are protecting yourself. And you do not realize that it is only your guiltlessness that can protect you (T-13.II.7).

Eyes become used to darkness, and the light of brilliant day seems painful to the eyes grown long accustomed to the dim effects perceived at twilight. And they turn away from sunlight and the clarity it brings to what they look upon. Dimness seems better; easier to see, and better recognized. Somehow the vague and more obscure seems easier to look upon; less painful to the eyes than what is wholly clear and unambiguous. Yet this is not what eyes are for, and who can say that he prefers the darkness and maintain he wants to see? (T-25.VI.2)

And so given this tremendous ego need to change A Course in Miracles to protect itself, it stands to reason that it would be impossible for any student to learn the Course as long as the ego-identification is maintained at all. We can therefore understand that the flight into different interpretations is really a flight from the clear and simple teachings of the Course. As Jesus says:

Complexity is of the ego, and is nothing more than the ego’s attempt to obscure the obvious (T-15.IV.6:2).

You who have not yet brought all of the darkness you have taught yourself into the light in you, can hardly judge the truth and value of this course (T-14.XI.4:1; italics ours).

It is impossible to learn anything consistently in a state of panic. If the purpose of this course is to help you remember what you are, and if you believe that what you are is fearful, then it must follow that you will not learn this course. Yet the reason for the course is that you do not know what you are (T-9.I.2:3-5).

And in this telling passage—taken from the section “The Treachery of Specialness”—on the seeming power of specialness to drown out the Voice for truth, Jesus underscores the importance of undoing our identification with the ego’s lies:

You are not special. If you think you are, and would defend your specialness against the truth of what you really are, how can you know the truth? What answer that the Holy Spirit gives can reach you, when it is your specialness to which you listen, and which asks and answers? Its tiny answer, soundless in the melody that pours from God to you eternally in loving praise of what you are, is all you listen to. And that vast song of honor and of love for what you are seems silent and unheard before its “mightiness.” You strain your ears to hear its soundless voice, and yet the Call of God Himself is soundless to you (T-24.II.4; italics ours).


Humility and Arrogance

While certainly the thought system of A Course in Miracles is difficult to embrace at first, because of its total undermining of the ego thought system, students need to cultivate an attitude of humility in recognizing that the solution to the problem of not understanding does not rest in “different interpretations” of the teachings, but rather in the recognition of the fear of losing one’s specialness in the presence of truth. Humility would accept the fact that one’s ego would inevitably attack the Course by striving to change it; arrogance would deny such attack with a series of rationalizations and interpretations that simply confuse the issue still further.

As an aid in developing this attitude of humility, students would do well in calling to mind the words Helen heard herself speak one morning as she came out of her sleep: “Never underestimate the power of denial.” Jesus “borrowed” that idea later for the Course, where in several places he cautions his students against underestimating the ego’s power: the intensity of its drive for vengeance, the extent of its insanity, and our need to be vigilant against it (T-5.V.2:11; T-7. III.3:5; T-11.V.16:1; T-11.VI.5:1; T-14.I.2:6; T-16.VII.3:1).

Because of this great temptation to underestimate the power of identifying with the ego, Jesus speaks to his students as if they were children, who need to be taught by an older and wiser brother about what is true and what is false. Children believe they understand when they do not, and so Jesus cautions us:

Of all the messages you have received and failed to understand, this course alone is open to your understanding and can be understood. This is your language. You do not understand it yet only because your whole communication is like a baby’s (T-22.I.6:1-3; second italics ours).

Rather than stubbornly insisting that they know what is right, and that they have the wisdom of judging the difference between truth and illusion, students of A Course in Miracles would do well to approach its teachings with humility, wonder, and a sincere desire to learn from it, rather than trying to teach it (and others) what it says. Recalling that Jesus views his students as children who cannot discern truth from illusion, as their eyes are clouded with the specialness that is protected by denial and projection, one would gladly and humbly accept the loving hand that Jesus extends as a gentle guide on the journey home. The readiness to turn away from specialness and learn the curriculum still lies in the future, and awaits one’s growth into spiritual maturity and out of the fears of childhood that root one in the past:

This course makes no attempt to teach what cannot easily be learned. Its scope does not exceed your own, except to say that what is yours will come to you when you are ready (T-24.VII.8:1-2).

We thus urge all students to realize that this Course is a very difficult spiritual curriculum precisely because it is so simple, clear, and in direct opposition to the ego’s thought system. And so we say in closing: Respect your fear of A Course in Miracles as a direct threat to your specialness, and do not deny the illusions you have made and cherish as a substitute for the resplendent truth of God. If indeed A Course in Miracles is your spiritual path, then let it lead you, by stepping back and letting the simplicity, clarity, and directness of Jesus’ own words be your guide. Only then can he truly help you forget the hatred of specialness you have made real, and recall at last the simplicity of the love that has patiently awaited your remembrance.

Return To Top

Copyright © 1995 – 2014 Foundation for A Course in Miracles

Ergens kan niet anders dan de conclusie getrokken worden dan dat er alleen Eenheid is, non-dualistische Eenheid, ook wel Liefde genoemd, of Waarheid, of God.
Waarom? Omdat wat ervaren wordt als zijnde ‘leven’ en wat we ‘onze wereld noemen’ met elke seconde bewijst dat het geen non-dualistische Eenheid kán zijn, dus ook geen Liefde, geen Waarheid of God.

Dat wat deze wereld wordt genoemd is enkel en alleen de ontkenning van Eenheid, de ontkenning van Liefde, de ontkenning van Waarheid, de ontkenning van God.
Binnen het geloof in een dualistische wereld, binnen het geloof in vormen; mensen, dieren, mineralen, dingen, situaties en deze als ‘waar’ aannemen is Eenheid, Liefde, Waarheid, God onmogelijk, van wegen het simpele feit dat deze wereld van dualisme juist als doel heeft Eenheid, Liefde, Waarheid, God te ontkennen en te vergeten.

Daarmee is Eenheid, Liefde, Waarheid, God, niet onmogelijk of verdwenen, maar slechts ‘vergeten’, en lijkt ‘onwaarheid’ nu ineens als bij toverslag waar te zijn.

Derhalve kan Eenheid, Liefde, Waarheid, God niet terug herinnert worden binnen dit als verdediging  daar tegen opgezet onwaar ego verhaal.
Ik, de denkgeest die gelooft in het ego verhaal van afscheiding, ben vergeten en weet daardoor NIET wat Eenheid, Liefde, Waarheid, God is. Ik, de denkgeest die aan het wakker worden is, kan echter wel de blokkades gaan leren zien die ik tegen Eenheid, Liefde, Waarheid, God heb opgezet, als de bereidwilligheid tot herinneren onvermijdelijk begint terug te komen.

Als de natuurlijke drang tot herinneren sterker wordt dan de onnatuurlijke drang tot het ontkennen en onderdrukken van herinneren, dan kan het proces van ware vergeving beginnen, waarbij elke nu als illusoir onderkende verdedigingsgedachte ‘vergeven’ kan worden, omdat wordt erkend dat ze niet waar zijn en er niet meer geïnvesteerd hoeft te worden in het geloof in illusies die slechts een denkbeeldige blokkade zijn tegen Eenheid, Liefde, Waarheid, God.

Dit proces van het leren van ware vergeving kan alleen onder leiding van dat deel van de denkgeest dat zich wil herinneren, omdat het zich bewust begint te worden van het krankzinnige idee Eenheid, Liefde, Waarheid, God te willen vernietigen door ontkenning ervan.

Echter, omdat er maar één denkgeest is, speelt dit ogenschijnlijk dualisme van de ene denkgeest zich af in een schijnbare opgesplitste juist gerichte denkgeest, een onjuist gerichte denkgeest en een waarnemende/keuzemakende denkgeest.
Dit houdt in dat elke gedachte deze drie keuzemogelijkheden in zich draagt.

In het begin van het leerproces is dan ook het onderscheid herkennen tussen de verschillende schijnbare mogelijkheden erg lastig.
De onjuist gerichte denkgeest kan zich namelijk prima voordoen als de keuze voor Liefde (juist gerichtheid) en zodoende de waarnemende/keuzemakende denkgeest in verwarring brengen, zodat deze kan denken en geloven voor de juist gerichte denkgeest, voor Liefde te hebben gekozen. Telkens even de vraag stellen wie/wat denkt dit? (juist gerichtheid of onjuist gerichtheid) kan een behulpzaam hulpmiddel zijn, waarbij de waarnemende/keuzemakende denkgeest als het ware getraind wordt in het observeren van gedachten.

Eenheid, Liefde, Waarheid, God kan niet gekozen of herinnert worden op basis van het geloof in een wereld en het ‘waar’maken ervan. De wereld is immers gemaakt om Liefde buiten te sluiten, te vergeten en er een alternatief voor in de plaats te zetten, gebaseerd op liefde tussen lichamen en liefde voor dingen en situaties; speciale liefde.

Alleen door het vergeven van deze onware liefde, herkenbaar door zijn grilligheid van emoties, persoonlijke voorkeuren, insluiting en uitsluiting van bepaalde speciale lichamen en dingen, kan dat wat Liefde, non-dualistische Liefde is worden terug herinnert.

De niet bestaande illusoire wereld die gemaakt is om Eenheid, Liefde, Waarheid, God te doen laten vergeten wordt zodoende opnieuw gebruikt, maar nu als een herinnering aan wat het juist probeert te verbergen. Het wordt niet meer serieus genomen, maar alleen nog maar gezien als belangrijk en kostbaar vergevingsmateriaal en kans, als sleutel tot herinneren van dat wat vergeten moest worden.

Als waarnemende/keuzemakende denkgeest kunnen we zodoende steeds beter door steeds beter leren observeren en het bevragen van alle gedachten+projecties (wie/wat denkt dit?), opnieuw de keuze maken; dat wat we ervaren als werkelijkheid te zien (keuze voor ego of onjuist gerichtheid), of het als een vergissing te zien en het te vergeven, waardoor terug herinneren in Eenheid, Liefde, Waarheid, God onvermijdelijk wordt, omdat dat onze natuurlijke staat is.

Tijdens dit leerproces van vergeving zullen er regelmatig korte en of langere momenten en periodes zijn die deze onvermijdelijke natuurlijke staat weerspiegelen. Ze zijn de hoopvolle bewijzen en versterken het vertrouwen dat het ‘vergeten’ zwakker wordt en het ‘herinneren’ sterker.

Het is nooit de ‘ik’ van vlees en bloed die projecteert, maar altijd de denkgeest die denkt, en gelooft een lichaam te zijn. Er bestaat geen autonoom lichaam van vlees en bloed, los van een projecterende denkgeest. Er bestaat ook geen lichaam van vlees en bloed gekoppeld aan de projecterende denkgeest. Er is alleen een projectie vanuit zonde, schuld en angst, oftewel het ego, welke eruit ziet als een lichaam van vlees en bloed, precies zo als een lichtbeeld uit een filmprojector er op het doek uitziet als een lichaam van vlees en bloed, maar iedereen snapt dat het een projectie is en blijft, ook al kunnen we ons helemaal verliezen en identificeren in en met zo’n film. Zo ook is dat wat we ons dagelijkse leven noemen inclusief dat wat we ons lichaam noemen een projectie vanuit de denkgeest. Het is en blijft een projectie, vergelijkbaar met dat de acteur op het filmdoek ook een projectie is en blijft. En het lijkt alleen maar echt, omdat we ons identificeren met de film.
Projectie wordt gebruikt als trucje en afleiding om uit de denkgeest te blijven, zodat verborgen blijft dat het een projectie is vanuit het geloof in zonde, schuld en angst, waarbij wij (de denkgeest, de projector) ons identificeren met de projectie die nu gezien en ervaren wordt als een lichaam van vlees en bloed.
En dat is als een film op het doek als werkelijkheid zien waar de kijker zich totaal mee identificeert en vergeet dat deze naar een projectie zit te kijken.
Dat is het doel van de egodenkgeest; wegblijven van de projector, wegblijven van de enige bron die terug herinneren in Waarheid, Eenheid, Liefde, God mogelijk maakt. En het geloof in zonde, schuld en angst zijn prima afleiders tegen het terug herinneren.

Zien we echter elke projectie die we (denkgeest) maken als een symbool van het geloof in de achter liggende zonde, schuld en angst, dan is dat al een vorm van bewustwording, waarbij de mogelijkheid van het terug herinneren in de denkgeest weer bewust wordt, daar waar voor de projectie van het geloof in zonde, schuld en angst gekozen is.
De mogelijkheid ligt nu weer open vanuit deze waarnemende denkgeest positie opnieuw te kijken, opnieuw maar nu bewust vanuit het geloof in zonde, schuld en angst. En kan ik me me er nu van bewust worden wat het mij als denkgeest eigenlijk kost en oplevert wanneer ik steeds maar weer blijf kiezen voor de keuze te projecteren vanuit het geloof in zonde, schuld en angst: eindeloos lijden in één grote angst nachtmerrie zonder einde.
En dan kan ik als keuzemakende denkgeest de keuze maken of ik dat nog steeds wil, of het echt anders wil gaan zien.
De keuze voor de egodenkgeest, dus de keuze voor het geloof in zonde, schuld en angst zal de ‘andere’ keuze juist als vijand zien en dus zal de keuze voor iets anders dan zonde, schuld en angst gezien en ervaren worden als verlies, als iets wat afgepakt wordt.
Het zal ervaren worden als een levensgevaarlijk handeltje waarbij ‘mijn hele leven op het spel zal staan’, omdat het geloof in zonde, schuld en angst zich weerspiegelt/projecteert als het geloof in een ‘ik’ van vlees en bloed.

Pas als de denkgeest eraan toe is en het geloof in het ‘waarheidsgehalte’ van de keuze voor het geloof in zonde, schuld en angst duidelijk begint te verminderen zal uiteindelijk de andere keuze heel natuurlijk volgen, omdat de keuze voor iets anders dan het geloof in zonde, schuld en angst eigenlijk een uitnodiging is terug te herinneren in dat wat we in werkelijkheid zijn: denkgeest die volledig verantwoordelijk is voor elke gedachte die deze denkt en projecteert.
De onnatuurlijke verantwoordelijkheid voor het steeds maar weer kiezen voor het geloof in zonde, schuld en angst, welke gepaard gaat met zwaarheid, lijden en vooral angst in zijn schier onuitputtelijke geprojecteerde vormen, zal uiteindelijk doorzien worden door de steeds bewust wordende denkgeest en zal uiteindelijk, door niet meer te willen kiezen voor het geloof in zonde, schuld en angst, maar juist door het geloof in zonde, schuld en angst te laten her-gebruiken als vergevingsmateriaal en kans uiteindelijk onvermijdelijk plaatsmaken voor de Natuurlijke staat van de Denkgeest.