archiveren

Maandelijks archief: juni 2024

Elke keuze voor het denken en ervaren met de ego kant van onze denkgeest getuigt van afscheiding.
Om dit te kunnen zien/waarnemen is het belangrijk te (willen) leren en te kunnen onderscheiden wanneer ik voor egodenkgeest kies. Ik kan dit terugzien in mijn projecties die daarvan getuigen.
Als ik enige vorm van zonde, schuld en angst herken door naar mijn gevoel, mijn emoties te kijken die met mijn projecties gepaard gaan, als waarnemende denkgeest dan weet ik 100% zeker dat dit allemaal veroorzaakt wordt door mijn keuze voor kijken met ego.
Het kenmerk van kijken en ervaren dmv mijn keuze voor egodenkgeest is dat het altijd getuigt van enige vorm van afscheiding.
Het begint al met het verbergen van dat de bron van wat ik lijk te ervaren, de denkgeest is.
Daardoor vergeet ik dat “ik” denkgeest ben en geloof nu dat “ik” een lichaam ben dat autonoom is.
De nu aan amnesie lijdende denkgeest ziet het lichaam en alle andere lichamen en dingen en situaties in een wereld als de bron van alles waardoor de oorzaak, de denkgeest totaal uit het zicht is verdwenen.
Maar “vergeten” betekent niet voorgoed verdwenen, dat wat met opzet vergeten wordt kan worden terug herinnert.
Dat proces kunnen we het ontwaken in de droom en tenslotte ontwaken uit de droom noemen.
Nogmaals daarvoor is het nodig alle vormen van afscheiding, welke achter elke egogedachte schuil gaat te leren herkennen, zodat het “de andere functie (HG)” kan krijgen.
Dat is grof gezegd het proces waar ECIW over gaat; het leren herkennen van alle pogingen tot het in stand houden van de wens tot afgescheiden willen zijn en blijven van de Liefde van God, dmv te kiezen voor het tegenovergestelde van de Liefde van God: de interpretatie van het ego hiervan ook wel speciale liefde genoemd in de Cursus.

In de Cursus staat een prachtig/gruwelijk stuk tekst dat van dit ego mechanisme getuigt en waar dit heel beeldend (want dat kunnen we begrijpen als beeldende kunstenaar/illusionisten = projecterende denkgeest) wordt verwoord.
Klinkt een beetje als een aflevering uit Harry Potter.

“3De boodschappers van de  angst  worden door een  schrikbewind afgericht,  en ze beven wanneer hun  meester ze oproept hem  te dienen.  4Want angst is meedogenloos, zelfs voor  zijn vrienden. 5Zijn boodschappers  sluipen  schuldbewust weg in hun hongerige  zoektocht naar  schuld, want hun  meester hongert ze  uit, laat  ze verkleumen, en maakt ze heel vals, en vergunt  ze  alleen zich tegoed te doen aan wat ze  naar hem hebben teruggebracht.  6Geen  enkele flinter  schuld ontsnapt aan hun hongerige ogen. 7En in hun  bloeddorstig zoeken  naar zonde storten zij zich op elk levend wezen dat ze  zien, en  slepen het schreeuwend voor  hun  meester, om te worden verslonden.
13.Zend  deze  bloeddorstige  boodschappers niet de  wereld in om zich daaraan te goed  te doen en de werkelijkheid leeg te zuigen. 2Want ze zullen je berichten brengen van botten,  vel en vlees. 3Hun is  geleerd naar het bederfelijke  op  zoek  te gaan, en terug te keren met de strot vol bedorven  en verrotte dingen. 4Voor hen zijn dergelijke dingen  prachtig, want  ze  lijken hun  knagende, razende honger  te stillen.  5Want ze zijn  uitzinnig  van angstpijn, en willen de straf afwenden  van hem die  ze uitgezonden heeft  door hem dat te  bieden wat ze dierbaar is” (T19.IV.i.12:3-7; 13:1-5).

Prachtig/gruwelijk heel beeldend verwoord en als we echt bereid zijn hiernaar te kijken kunnen we dit symbolische verhaal terug herkennen in onze dagelijkse verhalen waarin ons lichaam de hoofdrol speelt.
Er is niet zoveel fantasie voor nodig om bovenstaande gruwelijke beschrijving in onze dagelijkse ervaringen terug te zien.
Dit herkennen houdt in dat elke gedachte die op een of andere manier met het lichaam, andere lichamen, dingen en situaties in de vorm te maken heeft en als bron lijkt te hebben altijd zonder uitzondering van de keuze voor ego afkomstig is.
Daar mij weer schuldig over voelen of boos, wanhopig, verontwaardig, onverschillig, angstig, buitengesloten, niet begrepen, niet snappen, te moeilijk vinden, overdreven vinden, ontkennen enz. enz. komt ook weer van de keuze voor het ego = kiezen voor afscheiding van de Liefde van God. “Alles liever dan de Liefde van God”, zo luidt de mantra van het ego.

Nogmaals dat is het leerproces waar ECIW ons doorheen leidt als we dat willen en vooral waar de denkgeest, die dit alles kan/wil waarnemen op een gegeven moment onvermijdelijk aan toe is.
Onvermijdelijk omdat er in werkelijkheid niets gebeurd is en het nietig dwaas idee en het gevolg daarvan in een flits leek plaats te vinden en ook weer meteen verdween. En we dat ene nietige dwaze idee van afscheiding steeds weer (lijken te willen) herbeleven door er steeds weer mentaal op terug te kijken:

“In de eeuwigheid, waar  alles één is, sloop een nietig dwaas idee binnen waarom  de Zoon van God vergat te lachen. 3Door  dit  te  vergeten werd  de gedachte een  serieus idee,  in staat tot zowel verwezenlijking als werkelijke gevolgen. 4Samen kunnen we ze beide weglachen, en begrijpen dat de  tijd  geen inbreuk kan maken  op  de  eeuwigheid. 5Het  is  ridicuul te denken dat de tijd de eeuwigheid kan omringen, die juist  betekent dat  er  geen  tijd bestaat” (T27.VIII.6:2-5).

De bereidwilligheid om te willen kijken naar de boodschappers van de angst komt vanzelf als de werkelijkheid van deze boodschappers in twijfel wordt getrokken en er ruimte komt voor “het andere”, de herinnering, welke nooit is weggeweest uit de denkgeest, aan de Liefde van God:

“De Heilige Geest heeft jou Zijn boodschappers gegeven om naar je broeder te zenden en naar jou terug te keren met wat de liefde ziet. Ze zijn gegeven om de hongerige honden [boodschappers] van de angst te vervangen die jij in plaats daarvan gezonden hebt. En zij gaan uit om het eind van de angst te verkondigen” (T19.IV.i.15:5-7).

Deze hongerige honden de boodschappers van de angst (al mijn ego gedachtes/projecties) hoeven niet vernietigd te worden, maar slechts gezien/doorzien voor wat ze zijn; nietige dwaze ideeën die even serieus werden genomen en als werkelijkheid gezien en er de bereidwilligheid is deze symbolen van zonde te vergeven waardoor de boodschappers van angst vervangen worden door de boodschappers van Liefde.

Het oefenen hiermee (het is tenslotte niet voor niets een cursus) zit hem uitsluitend in het leren herkennen van wanneer ik mijn bloeddorstige, hongerige honden, de boodschappers van angst (keuze voor ego) erop uit stuur. Elke gedachte van een bijna niet waarneembare irritatie tot uitbarstingen van uitzinnige woede/haat, maar ook die van uitzinnige tijdelijke vreugde, vallen onder de noemer speciaalheid, oftewel ego en zijn allemaal terug te voeren tot de keuze voor en het geloof in alle (on)mogelijke vormen van zonde, schuld en angst. En al deze waargenomen ego gedachtes vormen een keuze moment waarop nu bewust opnieuw gekozen kan worden voor ego (symbool voor onjuist gerichte denkgeest) of voor Heilige Geest/Jezus (symbool voor juist gerichte denkgeest). Oftewel de keuze voor ‘vergeving ter vernietiging’ (ego) of voor ‘Ware Vergeving’ (HG/J).

(lees vooral: 1. Wat is vergeving? (WdII.1 blz. 404 van het Werkboek) nog eens door als herinnering aan wat Ware Vergeving is en vooral wat het niet is).

Oefenen hiermee is vooral eindeloos herhalen, want de ego kant van de denkgeest zal onvermijdelijk altijd mee doen en voor zijn versie van de Cursus kiezen en alles interpreteren vanuit de keuze voor zonde, schuld en angst.
Dat zijn de momenten dat we commentaar hebben op de Cursus, zoals ‘te moeilijk’, ‘ik ben hier te dom voor’, of ‘de Cursus is alleen voor intellectuelen’, ‘te lastig taalgebruik’, christelijk taalgebruik’, alles letterlijk nemen in plaats van symbolisch, de inhoud anders interpreteren, andere aanvallen op een andere interpretatie, het een te dik boek vinden, of te duur, of het als het werk van de duivel zien, of het boek als Heilig zien, God en de Jezus van de Cursus verwarren met de God en de Jezus van de bijbel, steeds weer opnieuw beginnen met de lessen van het Werkboek, omdat men vindt dat ze niet op de juiste manier zijn gedaan, of denken dat het vergeten om de lessen te doen een zonde is, denken dat als het Werkboek gedaan is in één jaar dat men dan ‘klaar’ is en verlicht, de Cursus doen om er zeker van te zijn dat ik niet nog een leven terug moet komen om ‘het’ te leren, en ook het totaal me niet herkennen in bovenstaande opsomming of enige andere weerstand tegen de Cursus, om er maar een paar te noemen.

Het verschil met een cursus in de wereld (de wereld van het ego) is dat ik ervoor kan zakken.
De cursus van de Heilige Geest kan niet falen, omdat ervoor slagen onvermijdelijk is.
De Heilige Geest (onze juist gerichte denkgeest) gebruikt het idee van een cursus het hergebruikt dit nietig dwaas idee met maar één doel; alleen 100% ervoor slagen is mogelijk en onvermijdelijk.
Zoals het in de Inleiding staat:

“Deze cursus kan daarom heel eenvoudig aldus worden samengevat:

Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat.

Hierin ligt de vrede van God”
(In.2:21-4).

Misschien een gedachte waard…
Dat wat “we” binnen het (onmogelijke) concept van de illusoire ego-droom van ruimte en tijd, dat we in “onze” wereld, “normaal”, “abnormaal” , “afwijkend”, “gestoord” (geestelijk en of lichamelijk) noemen, is vanuit die overtuiging een volstrekt “normaal”, en “logisch” gevolg, van het volstrekt onnatuurlijke en onmogelijke geloof in de mogelijkheid van het werkelijk bestaan van een dualistische wereld welke als enig doel heeft afgescheiden te willen zijn en blijven van dat wat IS, “onze” werkelijke non-dualistische aard.

Dus praktisch gezien kan je dan stellen dat alles binnen deze overtuiging dat wat we als “normaal”, “abnormaal”, “afwijkend”, “apart”, “speciaal”, “gek”, “krankzinnig”, “geestesziek” enz. enz. beschouwen, eigenlijk alleen maar een afspiegeling of reflectie kan zijn van de onmogelijke wens en poging tot afscheiden van Één.
Een zinloze poging, welke nooit echt succesvol zal kunnen zijn, ook al wordt er alles aan gedaan om het wel voor elkaar te krijgen, tot de dood erop volgt, waarna er weer geboren wordt zodat het onmogelijke krankzinnige spel van “normaal” en “abnormaal” (beide zijden van de egodenkgeest) opnieuw en opnieuw kan worden uitgespeeld.

We benoemen alles wat z’n stinkende best doet om in dit krankzinnig, onmogelijk idee van afscheiding het hoofd boven water te houden als zeer positief, slim en zeer prijzenswaardig, en alles wat daar niet in slaagt wordt al snel gezien als dom, negatief, zielig, zwak, beneden pijl, abnormaal, ziek, onderontwikkeld, achterlijk, geestesziek enz..

En dus moeten de “krankzinnigen” die de wereld van afscheiding zien als normaal, en iets als waar je je aan moet aanpassen, en wat bovenal verdedigd moet worden, degene die het zogenaamd niet redden, tot de orde roepen door ze als zieken te verplegen en ze zo snel mogelijk weer tot de als normaal geldende (ego)krankzinnigheid (welke als de normale (ego)norm wordt gezien) terug te brengen.

De wereld is aldus gezien een totaal op z’n kop krankzinnig, totaal ziek en onmogelijke idee, van de ene denkgeest die droomt van afscheiding, waardoor dien ten gevolgen alles op z’n kop wordt gezien en ervaren.
En beide zijden van de ene egomedaille, dat wat wordt gezien als “normaal” en dat wat wordt gezien als abnormaal hebben allebei als geheim en goed afgeschermd zogenaamd onbewust doel: afscheiding van Één.
Dus niets van wat in de wereld van de egodenkgeest als normaal of abnormaal wordt gezien wordt zo gezien om de reden die gedacht wordt. Het speelt zich af binnen de droom van een wereld waarin onderscheid wordt gemaakt tussen normaal en abnormaal. Beide zijn onmogelijke ideeën binnen Één.

En ja daar kan de denkgeest als dit langzaamaan duidelijk wordt gedurende het proces van ontwaken uit deze onmogelijke krankzinnige droom behoorlijk van in de war raken.
Maar bedenk dan dat het in de war raken niet komt door het langzaamaan duidelijk worden van bovenstaand verhaal, maar doordat de herinnering aan Één, welke gelukkig nooit is verdwenen en langzaamaan onvermijdelijk naar boven komt en aldus een bedreiging vormt voor het geloof in de mogelijkheid van afgescheiden te kunnen zijn van Één. En dat weerspiegelt zich in projecties die eruit zien en ervaren worden als bedreigend.

Gelukkig door de onvermijdelijkheid van het terug herinneren in Één, zal elke schijnbaar individuele (afgescheiden) denkgeest zich terug herinneren in dat wat IS en zich buiten de illusie van tijd en ruimte bevindt.

De denkgeest die zich weer bewust wordt en daardoor het op z’n kop ego denken en geloven kan en wil “vergeven” (vergeven als in “er is niets werkelijk gebeurt en misgegaan binnen onveranderlijke Éénheid”) zal zich stap voor stap onvermijdelijk terug herinneren in Één.
Dat is niet weggelegd voor een enkeling, maar voor de hele ene denkgeest, welke er nu nog voornamelijk uitziet, door het geloof in afscheiding, als versplinterd in miljarden aparte stukjes krankzinnigheid.

“Deze cursus kan daarom heel eenvoudig aldus worden samengevat:


Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat.


Hierin ligt de vrede van God”
(In.2:1-4).

Een emotie, een gevoel, een ervaring wordt altijd toegeschreven aan een gebeurtenis of aan iets of iemand buiten mij. Iemand maakt een opmerking, en ik voel me meteen beledigd, aangevallen; jij, iets buiten mij zorgt ervoor dat ik me nu vervelend voel.
En de “ik” die zich nu vervelend voelt, aangevallen voelt is dat wat ik “mijn lichaam” noem.
Er is een volledige identificatie met een “mijn lichaam”, dat zich volledig identificeert met het verhaal van aangevallen worden door een ander lichaam. Hetzelfde geldt voor emoties en gevoelens die als liefdevol worden ervaren en toegeschreven worden aan het ik-lichaam. Ook hier is spraken van de volledige identificatie met het verhaal in en door het ik-lichaam dat liefdevol probeert te zijn of om liefde vraagt van een ander lichaam.
Dat wat zich met dit alles identificeert is niet het ik-lichaam dat wat verhalen van aanval/verdediging en persoonlijke (speciale)liefde, aandacht lijkt te ervaren:

“Ik voel nooit onvrede (haat, liefde enz.) om de reden die ik denk” (WdI.5).

“3.Het lichaam is een droom. 2Zoals andere dromen schijnt het soms een beeld van geluk te schilderen, maar kan het heel plotseling omslaan in angst, waaruit iedere droom ontstaat. 3Want alleen liefde schept in waarheid, en de waarheid kan nooit bang zijn. 4Gemaakt om beangstigend te zijn, moet het lichaam wel het doel dienen dat eraan gegeven is. 5Maar wij kunnen het doel veranderen waaraan het lichaam zal gehoorzamen, door anders te gaan denken over waartoe het dient” (WdII.5.3:1-5)) Wat is het lichaam? blz.428).

Het ik-lichaam is dus niet dat wat emoties ervaart ook al lijkt dat wel zo te zijn.
“Ja, maar ik voel het toch, ik voel pijn, verdriet, woede, liefde enz.”.
Ja, dat lijkt zo te zijn, het lichaam dat lijdt gezien als bron is een briljante afleiding van de bron die erachter schuil gaat; de denkgeest die voor afscheiding kiest: de egodenkgeest.
De egodenkgeest die de projectie “het lichaam”, “de wereld” gebruikt:

“1.Het lichaam is een hek dat de Zoon van God zich verbeeldt te hebben neergezet om delen van zijn Zelf af te scheiden van andere delen. 2Binnen dit hekwerk denkt hij te leven, om te sterven als dat afbrokkelt en uiteenvalt. 3Want binnen dit hek denkt hij dat hij voor de liefde [liefde van God] veilig is. 4Omdat hij zich vereenzelvigt met zijn veiligheid, beschouwt hij zichzelf als datgene wat zijn veiligheid uitmaakt [het ik-lichaam]. 5Hoe zou hij er anders zeker van kunnen zijn dat hij binnen het lichaam blijft en de liefde buiten houdt”
(WdII.5.1:1-5)) Wat is het lichaam? blz.428).

Als het zo is dat emoties niet afkomstig zijn van een ik-lichaam, maar van de denkgeest die emoties gebruikt en projecteert, zodat het lijkt dat het lichaam emoties ervaart en dat het lichaam daar iets aan moet doen om er vanaf te raken dan komen we meteen bij de meest onbegrepen uitspraak in de Cursus: “ik hoef niets te doen”.
Hier wordt niet mee bedoelt dat “het ik-lichaam” niets hoeft te doen, want hoe kan dat wat eigenlijk een projectie van en door de egodenkgeest is, überhaupt “iets” doen.
Het is altijd de achterliggende egodenkgeest die iets “doet”, en dat doen is altijd een gedachte, geen handeling (ook al lijkt dat zo te zijn), en dat zijn altijd gedachtes van afscheiding die als tegenhanger van en een verdediging tegen de natuurlijke staat van onveranderlijke Liefde, Éénheid dienen. Gedachtes die vervolgens geprojecteerd worden als een weergave van die wens tot afscheiding van onveranderlijke Liefde, Éénheid. Het “doen” is dus altijd het projecteren van een gedachte door de (ego)denkgeest. De egodenkgeest kan alleen maar afscheidingsgedachten projecteren, want daarvoor is het bedacht en geprogrammeerd. Dus kan er binnen dat (ego)projectiesysteem alleen maar “afscheiding” ervaren worden. En daarom lijkt een ik-lichaam van alles te ervaren in een eveneens afgescheiden wereld te midden van afgescheiden andere lichamen en situaties.

Dit egodenksysteem dat zijn projecties gebruikt in een poging afscheiding van onveranderlijke Liefde, Éénheid dmv aanval/verdediging waar te maken lijkt waterdicht te zijn, maar is niet Goddicht:

“6De aanklacht kan wel waterdicht maar niet Goddicht zijn. 7De Heilige Geest zal die niet horen, omdat Hij alleen naar waarheid kan getuigen” (T5.VI.10:5).

De in eerste instantie in elke gedachte aanwezige eerste keuze voor het luisteren naar en geloven in het egodenksysteem met het daaraan verbonden geloof in een wereld met daarin afzonderlijke lichamen met als centrum het ik-lichaam, kan er gelukkig niet voor zorgen dat het de Onveranderlijke staat van de Liefde van God, Non-dualisme, echt kan worden vernietigd en overgenomen.
Éénheid kan niet anders zijn dan onveranderlijk één en moet elke gedachte die dat probeert te veranderen in getuigen van “twee” (dualisme), wel onmogelijk zijn.
En in deze logische conclusie bevindt zich dan ook de “oplossing” waarbij de voorheen egodenkgeest (afscheidings) functie wordt teruggenomen in de denkgeest (de bron) en overgedragen aan de Heilige Geest functie van de denkgeest, waarbij het voorheen ego idee van een lichaam te zijn wordt her-gebruik:

“4.Het lichaam is het middel waardoor Gods Zoon zijn innerlijke gezondheid hervindt. 2Hoewel het gemaakt werd om hem zonder ontsnappingsmogelijkheid in te sluiten in de hel, is nu het hemelse doel in de plaats gekomen van het najagen van de hel. 3De Zoon van God reikt zijn broeder de hand om hem te helpen samen met hem de weg te gaan. 4Nu is het lichaam heilig. 5Nu dient het om de denkgeest te genezen, terwijl het gemaakt was om die te doden” (WdII.5.4:1-5).

En met “zijn broeder”, wordt niet een ander lichaam bedoeld, maar de geprojecteerde egogedachte die een afscheidingsgedachte heeft geprojecteerd dat gezien en ervaren wordt als een ander lichaam buiten dat van het ik-lichaam, maar nog steeds een gedachte is, want gedachtes verlaten nooit hun bron.

5.Je zult je vereenzelvigen met dat waarvan jij [denkgeest] denkt dat het jou veiligheid biedt. 2Wat het ook mag zijn [ego of HG], je zult geloven dat het één is met jou. 3Jouw veiligheid ligt in de waarheid en niet in leugens. 4Liefde is jouw veiligheid. 5Angst bestaat niet. 6Vereenzelvig je met liefde en je bent veilig. 7Vereenzelvig je met liefde en je bent thuis.8Vereenzelvig je met liefde en vind jouw Zelf(WdII.5.5:1-8).

Kortom elke emotie, elk gevoel elke op het eerste gezicht lichamelijke, zowel psychische als fysieke ervaring die zich aandient, en dat doet het eigenlijk in elke gedachte, kan in plaats van gezien als “feit” door de keuze voor ervaren en kijken vanuit de egodenkgeest in een wereld ervaren door een ik-lichaam worden hergebruikt door opnieuw vanuit het waarnemende/keuzemakende denkgeest punt te kiezen voor het pad van Ware Vergeving van Heilige Geest Denkgeest.
want:

4.Vergeving daarentegen is stil en doet in alle rust niets. 2Ze schendt geen enkel aspect van de werkelijkheid, en probeert die evenmin te verdraaien tot een verschijningsvorm die haar aanstaat. 3Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet. 4Wie niet wil vergeven, moet wel oordelen, want hij moet zijn onvermogen om te vergeven rechtvaardigen. 5Maar wie zichzelf vergeven wil, moet leren de waarheid te verwelkomen precies zoals die is.
5.Doe daarom niets en laat vergeving je tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is, je Verlosser en Beschermer, sterk in hoop en zeker van jouw uiteindelijk succes. 2Hij heeft jou al vergeven, want dat is Zijn functie, Hem gegeven door God. 3Nu moet jij Zijn functie delen en vergeven wie Hij heeft verlost, wiens zondeloosheid Hij ziet, en wie Hij eert als de Zoon van God
(WdII.1.4,5 Wat is vergeving? Werkboek blz.404).

Elke als zodanig waargenomen ego-afscheidingsgedachte + projectie hoeft dus niet vernietigt te worden, want dat zou immers “ego kiest opnieuw voor ego” betekenen, maar worden doorzien met de daarbij opdoemende emoties als nu enkel en alleen nog behulpzame reminders voor het doorzien ervan en opnieuw de keuze te maken nu voor Heilige Geest Denkgeest.